Бесплатно

Hermaphrodisie en Uranisme

Текст
Автор:
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена

По требованию правообладателя эта книга недоступна для скачивания в виде файла.

Однако вы можете читать её в наших мобильных приложениях (даже без подключения к сети интернет) и онлайн на сайте ЛитРес.

Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Men heeft het hermaphroditismus verus verdeeld in h. v. bilateralis, unilateralis en lateralis, al naar gelang er in de buikholte aan beide zijden een ovarium en een testis te samen zouden voorkomen, of wel een ovarium èn een testis te samen aan de eene zijde en een ovarium òf een testis aan de andere zijde, of ook wel een ovarium aan de eene, een testis aan de andere zij. Theoretisch beredeneerd is een zoodanig voorkomen van herm. ver. natuurlijk mogelijk. In werkelijkheid echter is het bestaan er van nog nimmer vastgesteld en de eenige gevallen, vijf in aantal, van herm. verus zijn die, waarin het voorkomen van een zoogenaamden „ovotestis” is gevonden, het voorkomen namelijk van een teeltklier, waarin zoowel ovariaal als testikulair weefsel door het microscopisch onderzoek kon worden aangetoond. Onder de reeks gevallen van herm. ver. die Neugebauer in zijn werk „Hermaphroditismus beim Menschen” heeft opgeteld, zijn deze vijf de eenige waarbij echt herm. ver. is aangetoond. De overige gevallen zijn niet door een microscopisch onderzoek bewezen gevallen van herm. ver. te zijn geweest, ofschoon men ze er wel voor had gehouden.17

Van meer praktisch belang dan ook zijn voor ons de pseudohermaphrodieten. Men kan te doen hebben met een psh. externus, met een psh. internus of met een psh. completus of externus et internus. Bij den psh. internus vindt men, behalve de inwendige geslachtsorganen die bij de sexe van het individu behooren, min of meer ontwikkelde inwendige geslachtsorganen van de andere sexe. Bij den psh. externus zijn de uitwendige geslachtsorganen van het individu zoodanig vervormd, dat men in twijfel kan verkeeren of men met vrouwelijke dan wel met mannelijke uitwendige geslachtsorganen te doen heeft. Bij den psh. completus ziet men de vereeniging van beide bovengenoemde afwijkingen. Men geeft den psh. de sexe, die door de teeltklier wordt aangetoond. Zoo vindt men bij den psh. intern. masc. behalve de testes en de inwendige mannelijke geslachtsorganen, b.v. een min of meer goed ontwikkelden uterus, bij den femininus, behalve de ovariën en de inwendige vrouwelijke geslachtsorganen, b.v. resten van het vas deferens.

Het meest van praktisch belang zijn voor ons de pseudoh. externi, omdat het interne psh. niet gemakkelijk bij het leven kan worden gediagnosticeerd en omdat het interne psh. meestal pas in aanmerking komt, wanneer het externe psh. tot een onderzoek heeft aanleiding gegeven.

Wat den hermaphrodiet of pseudohermaphrodiet betreft, wanneer men hem uit het oogpunt beschouwt van medeburger in de samenleving, zoowel de een als de ander kan zich als gewone, niet-misvormde menschen gedragen en dikwijls vindt men dan ook geen enkel verschil tusschen hun doen en laten en dat van den normaal-gevormden. Toch komen onder pseudohermaphrodieten zeer veel geestesstoornissen en verschillende afwijkingen op geestelijk en zedelijk gebied voor. Zonder nog zoo ver te gaan als Debierre, die – terwijl hij den hermaphrodiet en den pseudoh. onder de gedegenereerden rangschikt – hen in een toestand acht, waardoor zij een of anderen dag alle symptomen van lijders aan een degeneratie-psychose kunnen gaan vertoonen18, zijn de meeste schrijvers het er over eens, dat het meerendeel der pseudoh. – ofschoon onder hen personen gevonden worden, die een uitstekend verstand en een zeer goeden aanleg hebben – over het algemeen, niet zóó ontwikkeld is, als normaal-gevormde menschen. De misvorming der teeltklieren en der geslachtsorganen laat wel degelijk haar schadelijken invloed bij hen gelden.19

De geslachtsdrift der meeste hermaphrodieten is gering, wat met het oog daarop, dat hun teeltklieren nooit zóó als bij normalen zijn ontwikkeld, niet te verwonderen is. Een enkele uitzondering daargelaten, waarin inderdaad een normale of misschien verhoogde potentie aanwezig is of was, moet men de verhalen der psh. op dat gebied als overdreven betitelen en vooral mededeelingen van psh. dat zij nu eens als man dan weer als vrouw geslachtsgemeenschap hebben gehad of kunnen hebben, meestal als een weinig fantastisch en met zekere restrictie aannemen.

De gevallen, waarin het voor den jurist en voor den medicus van belang is van het hermaphroditisme of van het pseudohermaphroditisme op de hoogte te zijn, zijn de volgende.

Ten eerste de gevallen van zoogenaamde „erreur de sexe”, waarin namelijk het individu door een vergissing is ingeschreven bij den burgerlijken stand als behoorende tot de eene sexe en naderhand of op later leeftijd bemerkt, dat hij tot de andere sexe behoort en nu van sexe wil veranderen; 2e. gevallen van vergrijpen tegen de eerbaarheid, 3e. gevallen waarin een huwelijk blijkt te zijn gesloten met een hermaphrodiet en waarin op grond daarvan, dat de vrouw eigenlijk een man of de man eigenlijk een vrouw is, nietigverklaring van het huwelijk gevraagd wordt.

Wat de eerste gevallen betreft, verwijs ik U naar wat ik U heb meegedeeld van de beeldhouwster die nu als beeldhouwer in het buitenland vertoeft en naar de historische verhalen van Marin Lemarcis en Anne Grandjean, die wij zoo even hebben besproken. Omtrent de aanslagen tegen de eerbaarheid wil ik u doen opmerken, dat het b.v. zou kunnen geschieden, dat iemand beschuldigd wordt geslachtelijke gemeenschap te hebben gehad met een vrouw, tegen haar wil of terwijl zij in bewusteloozen toestand verkeert en dat het blijkt, dat deze vrouw een pseudh. masculinus is, een geval van „erreur de sexe”. Ook kan ik mij het geval voorstellen, en het is ook geschied, dat een man beschuldigd wordt geslachtsgemeenschap met een vrouw tegen haar wil te hebben gehad en dat het blijkt, dat de verkrachter eigenlijk een vrouwelijke psh. is. Het omgekeerde kan eveneens plaats hebben. Ik herinner mij niet welke schrijver het geval meedeelt, van een vroedvrouw, die beschuldigd werd onzedelijke handelingen te plegen met vrouwen, die zij in haar verlossing had bijgestaan en van wie het bij onderzoek bleek, dat deze vroedvrouw een mannelijke psh. was. En wat de derde categorie aangaat, wil ik u doen opmerken, dat Neugebauer verschillende gevallen, zoowel uit de literatuur als uit eigen praktijk, aanhaalt, waarin de vrouw die wilde huwen of reeds gehuwd was, bij onderzoek bleek een psh. masculinus te zijn, die door een „erreur de sexe” als vrouw was opgevoed. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat ik vernomen heb, dat een gynaecoloog hier in Amsterdam, een dame op zijn spreekuur ontving, die hem kwam consulteeren over de vraag of zij kinderen kon krijgen. Zij was al eenige jaren getrouwd en zij en haar man waren zeer gelukkig, alleen ontbrak aan hun geluk dat zij geen kinderen hadden. Bij onderzoek bleek het den gynaecoloog, dat hij met een mannelijke psh. te doen had, met een geval dus van „erreur de sexe”. Hij is zoo verstandig geweest, die „dame” met vage troostwoorden naar huis te zenden en haar niet het geheim van haar sexe te openbaren, om niet twee menschen, die heel gelukkig waren, ongelukkig te maken. Of de openbaring hem iets zou hebben gebaat, staat te bezien. In bijna alle gevallen die Neugebauer meedeelt, zijn de mannelijke psh. tòch als vrouw gehuwd en hebben met hun man, die al of niet van hun toestand afwist, een zeer gelukkig leven geleid. Neugebauer deelt mede, dat het hem ettelijke malen is geschied, dat, wanneer hij den persoon op de erreur de sexe opmerkzaam maakte, groot verdriet en onwil om van sexe te veranderen het gevolg van zijn waarschuwing waren. Weinige maar stemden in een verandering toe. In hoeverre bij de erreur de sexe de opvoeding invloed heeft gehad, kan men niet goed bepalen. Moll ontkent dien grooten invloed van de opvoeding op het sexueele leven of liever op het zich man of vrouw voelen en zegt dat een of anderen dag de ware sexe wel te voorschijn komt, tegen de verkeerde opvoeding in.20 Neugebauer is van tegenovergesteld oordeel en haalt eenige gevallen aan, waarmee hij zijn opvatting bewijst.21 Zeker is het, dat sommige gevallen bekend en beschreven zijn, waarin, niettegenstaande de verkeerde opvoeding, de echte sexe toch de overhand nam, terwijl er andere voorbeelden zijn, waarin dat niet heeft plaats gehad. Het is waarschijnlijk de kwestie en het hangt er van af, in welke mate ontwikkeld de secundaire psychische geslachtskenmerken van de eene of van de andere sexe al of niet aanwezig zijn.

 

Evengoed nu als er verwisseling om zoo te zeggen der primaire geslachtskenmerken van de eene sexe naar de andere kan plaats vinden, kan hetzelfde ook geschieden met de secundaire geslachtskenmerken.

De borsten, die in het algemeen goed ontwikkeld alleen bij vrouwen voorkomen, terwijl de man slechts rudimenten – in ontwikkeling achtergebleven – borsten vertoont, kunnen bij den man groeien en het klierweefsel kan bij den man dermate ontwikkelen, dat de functie van het mamma-weefsel aan die van de vrouwelijke borst gelijk wordt. In de gevallen nu, waarin het borstklierweefsel bij den man even sterk als bij de vrouw ontwikkeld is, heeft men te doen met wat men betitelt met den naam van „gynaecomastie”. Er zijn verschillende gevallen bekend, waarin de man de functie van de vrouw overnam en in plaats van deze, den zuigeling zoogde. In het bekende werk van Ploss-Bartels „Das Weib”, komen eenige zoodanige gevallen vermeld voor, onder andere een door Alexander van Humboldt meegedeeld en een door Bernard van Ornstein.22 Darwin verhaalt van een neger, die zijn kind de borst gaf en Geijll, de gynaecoloog, die vroeger te Dordrecht praktiseerde, haalt verschillende gevallen aan, waarin òf de afgescheiden vloeistof uit de mannenborst aan een microscopisch onderzoek is onderworpen en waardoor is vastgesteld, dat de vloeistof inderdaad melk was, òf – en deze gevallen door hem aangehaald, zijn door Volkmann, Israel, Stieda en Gruber te boek gesteld – het mammaweefsel den bouw vertoonde van dien der vrouwenborsten.23

Ook in den haar- en baardgroei vindt men die verwisseling. Ofschoon het algemeen is, dat baard en snor alleen bij mannen voorkomen, zijn er ettelijke gevallen bekend, waarin vrouwen een even sterk-ontwikkelden baard droegen als een man. Bérillon te Parijs, heeft in een boek „Les femmes á barbe” al de gevallen verzameld, die bekend zijn van vrouwen met baarden. Twee „précieuses” uit de 17e eeuw, Madame Pilou en Madame Cornual, waarover in de Mercure de France van het jaar 1907 een uitstekend opstel is verschenen24, waren bekend om hun mannelijken haartooi.

Wij behoeven er niet op te wijzen, dat een verwisseling in stemklank, een diepe stem bij de vrouw en een hooge stem bij den man, dikwijls voorkomt. Bij den man heeft in de puberteit een verandering in zijn stemgeluid plaats; hij krijgt, zooals het genoemd wordt „den baard in de keel”, zijn stemgeluid wordt dieper. Ettelijke gevallen zijn er bekend – en men behoeft maar rondom zich te luisteren om het zelf op te merken – waarin mannen een hooge vrouwenstem behouden, terwijl vrouwen een stemgeluid laten hooren, dat aan dat van een man doet denken.

Zelfs in de twee meest eigenaardige uitdrukkingen van de psyche, in het handschrift en in den gang, vindt men die verwisseling. Hoevele mannen hebben niet een handschrift, dat aan dat van de vrouw doet denken, terwijl vrouwen een handschrift vertoonen, dat zóó sprekend op dat van een man gelijkt, dat men er zich zeer gemakkelijk in vergist.

Even goed echter als die verwisseling plaats heeft in de primaire en in de secundaire geslachtskenmerken, kan een verwisseling voorkomen in de laatste groep der geslachtskenmerken, in de groep waarin wij de geslachtsrichting hebben gerangschikt, namelijk dat de vrouw zich tot den man en de man zich tot de vrouw geslachtelijk voelt aangetrokken. Het kan geschieden, dat juist het omgekeerde plaats heeft en dat de man geslachtelijk voor den man, de vrouw geslachtelijk voor de vrouw voelt. Waar dit het geval is, hebben wij te maken met de groote groep van menschen, die – zooals Marc André Raffalovich zegt – „dès leur jeunesse, avant la puberté, sont portés spontanément, sentimentalement, sensuellement, sexuellement, amoureusement, intellectuellement vers d'autres individus du même sexe”25, met de homosexueelen, de urningen, de uranisten.

De naam „homosexueel” is afgeleid van het Grieksche ὁμοῖος – de gelijke en het latijnsche „sexualis”, in tegenoverstelling met hen, die zich tot personen van de andere sexe voelen aangetrokken en die „heterosexueelen” worden genoemd, dat is afgeleid van het grieksche „ἕτερος” – de een van twee en het latijnsche „sexualis”. Het woord „urning” door de Franschen vermooid tot „uranist”, is het eerst door Numa Numantius gebruikt, het pseudoniem van Karl Heinrich Ulrichs, en is afgeleid uit een plaats in het Symposion van Plato. De Grieken onderscheidden twee Aphrodités, de oudste geboren uit Zeus en Dione was de Aphrodité pandémos, de jongste – Aphrodité urania – is geboren uit het zeeschuim, dat rondom het geslachtsorgaan van Zeus opspatte, toen het door den jongste der Titanen, Kronos, was afgesneden en in zee geworpen en is ontstaan zonder dat een vrouw aandeel in haar wording heeft gehad. De Eros pandémos is de liefde waarmede alle menschen beminnen, terwijl die van Urania, waaraan geen vrouw heeft deel gehad, de liefde van mannen tot mannen is. De liefde van mannen voor mannen heet „paederastie”, die van vrouwen voor vrouwen „tribadie”, welke namen dikwijls verkeerdelijk voor de geslachtsdaad worden gebruikt. De geslachtsdaad tusschen mannen heet „pedicatie”, die tusschen vrouwen „amor lesbicus”, terwijl de spiritueele liefde tusschen mannen den naam „amor platonicus”, die tusschen vrouwen dien van „amor sapphicus” draagt.

Ik zal in de volgende bladzijden voornamelijk van den mannelijken homosexueel, van den uranist spreken, omdat van dezen het meeste bekend is en omdat de vrouwelijke homosexualiteit nog niet zoo grondig is bestudeerd, al komt deze waarschijnlijk in even groote mate als de mannelijke voor.

Even wil ik de opmerking maken, dat men wel moet onderscheiden tusschen den uranist en hem die homosexueele geslachtsdaden doet. De uranist doet wel homosexueele geslachtsdaden, maar blijft altijd uranist, dat is iemand die zich geslachtelijk uitsluitend tot personen van zijn eigen sexe voelt aangetrokken, terwijl hij die homosexueele daden doet zeer goed een heterosexueel kan zijn. Homosexueele daden plegen en uranist-zijn is niet hetzelfde en er ligt een hemelsbreed verschil tusschen den heterosexueel, die door gebrek aan vrouwen (in pensionaten, op schepen, in gevangenissen waar de gevangenen gemeenschappelijk zijn opgesloten enz. enz.), uit winstbejag (prostitutie) of uit vriendschap, homosexueele daden met een homosexueel of zelfs met een anderen heterosexueel pleegt en den echten uranist. De eerste toch zal, wanneer de gelegenheid weer daar is, tot het heterosexueel geslachtsverkeer teruggaan, zijn ware natuur weer laten gelden, terwijl de ander, die ook zijn ware natuur laat gelden, homosexueel zal blijven.

Homosexueel geslachtsverkeer, hetzij dan door echte uranisten of door heterosexueelen, is al van de verste oudheid bekend. De godsdienstplechtigheden voor Baäl gingen gepaard met homosexueele geslachtsuitingen, evenals de plechtigheden bij den dienst van Isis. Lydië, Syrië, Perzië waren bekend om het homosexueel geslachtsverkeer, dat daar inheemsch was en het is waarschijnlijk daarop, dat Paulus in zijn waarschuwing tegen den omgang met deze volken doelde. Jezus had waarschijnlijk den uranist op het oog, toen hij (Mattheüs 19:12) sprak: „En er zijn gesnedenen die alzoo uit huns moeders lichaam geboren worden… begrijpe wie het kan”. Bij de Joden was de homosexueele geslachtsuiting strafbaar. In Leviticus 18:22 staat geschreven: „Bij een man zult gij niet liggen met vrouwelijke bijligging, want het is een gruwel”, terwijl in Leviticus 20:13 staat: „Wie bij een manspersoon zal hebben gelegen met vrouwelijke bijligging, zij hebben beide een gruwel gedaan en zullen gedood worden, hun bloed kome over hen”. Herodotus en Hippocrates beschrijven de verschijnselen van een ziekte die bij de Scythen voorkomt, de Scythenziekte, θήλεια νοῦσος, genaamd, waarbij de mannelijke personen al de eigenschappen van een vrouw kregen en niet meer in staat waren om voort te planten.26 Dat het homosexueel geslachtsverkeer bij de Grieken inheemsch was, bewijzen de legenden van Zeus en Ganymedes, de overlevering van de verhouding tusschen Socrates en Alcibiades. Ja, zoodanig was het homosexueel geslachtsverkeer in de Grieksche maatschappij ingeweven, dat de geneesheeren, wanneer zij den eed zwoeren, beloofden, in welk huis zij ook kwamen, dit alleen te zullen doen voor het heil van de zieken „en zich te zullen onthouden van wellustige daden op de lichamen der vrouwen en der mannen, zoowel vrijen als slaven”.27 Wat het Romeinsche Rijk betreft, heeft Petronius ons beschrijvingen van het dagelijksch leven der Romeinen nagelaten, waaruit duidelijk blijkt hoezeer het homosexueel geslachtsverkeer daar gewoonte was. Caesar, dien wij als een geheel ander man zien, naar wat wij over hem hebben geleerd in „de Bello Gallico”, was bisexueel en werd „de man van alle vrouwen en de vrouw van alle mannen” bijgenaamd. Nero's homosexualiteit en zijn verhouding met den vrijgelatene Rufus zijn bekend, terwijl de uitspattingen van Heliogabalus, die als zonnepriester zich bij voorkeur in vrouwelijke kleêren vertoonde, door verschillende schrijvers vermeld zijn. De verhouding van Hadrianus met Antinous, den prachtig-gevormden jongeling, over wiens dood altijd een geheimzinnige sluier is gebleven, is te dikwijls genoemd, dan dat ik er nog melding van behoef te maken.

Ik wil hier en daar een greep uit de geschiedenis doen, en ga over tot de middeleeuwen. In het werk van Karl Julius Weber, „Das Pabstthum und die Päbste”, lezen wij van de homosexueele daden die in de kloosters in de middeleeuwen werden gepleegd, niettegenstaande het telkens herhaald verbod en de straffen er op gesteld. Paul Zacchias en Ludovicus Claepius hebben hoofdstukken in hun werken gewijd aan den „Crimen sodomiae” en men vindt elders verhaald, hoe in den tijd der minnestreelen, niettegenstaande de schijnbaar groote vereering voor de vrouw, homosexueele handelingen naast die vereering voorkwamen. Vorstelijke personen zijn uranist geweest. Wij noemen Jakobus den eerste van Engeland en Eduard den derde. Aan het Fransche Hof waren homosexualiteit en homosexueele geslachtsdaden zoo gebruikelijk en zoo ingeweven, dat Elisabeth Charlotte, de schoonzuster van Louis Quatorze aan de keurvorstin Sophie schreef: „wie zijn kind lief heeft, moet het niet aan het Fransche hof sturen. De daden waarom Sodom en Gomorrha zijn verwoest, zijn niets, vergeleken bij de schandelijkheden die hier geschieden. Mannen leven met mannen, vrouwen leven met vrouwen en behalve de koning, de koningin en de Dauphin, is hier niemand te vertrouwen”. De homosexueele daden en het uranisme, gepaard met verregaande effeminatie, van den broer van Louis Quatorze, van Philippe, Duc d'Orléans, waren algemeen bekend, evenals zijn verhouding met den Chevalier de Lorraine en den Marquis d'Effiat. Trouwens hij had een voorganger gehad in Hendrik den derde die, psychosexueel hermaphrodiet, na eerst een heterosexueele liefde te hebben gevoeld voor Marie de Clèves en andere vrouwen, zich later als homosexueel deed kennen.28 Duitschland is niet vrij gebleven wat zijn vorsten betreft. Frederik de Groote en zijn broeder Heinrich waren uranisten, evenals Rudolph de tweede van Habsburg, een feit dat Heine in zijn Schlosslegende, die men alleen in de oude Hamburgsche uitgaven vindt en die men uit de latere uitgaven heeft verwijderd, heeft bezongen en die een van de redenen is geweest, of er zeker toe heeft bijgedragen, dat men hem uit Duitschland heeft verbannen. Van de latere Europeesche vorsten wil ik alleen Ludwig den 2e van Beijeren noemen, den krankzinnig-geworden uranist, aan wien wij het te danken hebben, dat de muziek van Wagner is bekend geworden29, terwijl ik – uit vrees dat ik misschien wegens majesteitsschennis zou vervolgd worden – de namen van tegenwoordig levende vorstelijke personen liever wil verzwijgen.

 
17Neugebauer, Hermaphroditismus enz., bldz. 666 en vlg.
18Debierre, L'Hermaphrodisme, Paris, 1891, bldz. 434 en vlg.
19Neugebauer, Hermaphroditismus enz. Op bldz. 690 en vlg. geeft deze 56 gevallen, waarin het pseudo- of zoogenaamd echt hermaphrodit. met psychische stoornis gepaard ging. Dit aantal kwam onder 1885 observaties van hermaphroditisme voor.
20Moll, Libido sexualis, Fischer's Buchhandlung, Berlin 1878, bldz. 110.
21Neugebauer, Interessante Beobachtungen, enz. bldz. 161.
22Ploss, Das Weib in der Natur- und Völkerkunde, Leipzig 1899, Dl. II, bldz. 422.
23Geijll, Over operatief ingrijpen bij pseudohermaphroditisme, Med. Weekblad, 9e Jaarg. 1902, No. 31, bldz. 418 en vlg.
24Edmond Pilou, Deux précieuses au XVIIme Siècle, Mercure de France, Dl. 67, No. 237, 1º Mei 1907, bldz. 5.
25Raffalovich (Marc André), Uranisme et Unisexualité, Lyon-Paris, 1896, bldz. 41.
26Waar bij het historisch overzicht geen andere bron vermeld wordt, zijn de data overgenomen uit Moll, konträre Sexualempfindung, Fischer, Berlin W. 1899.
27A. Aletrino, Eenige beschouwingen over den beroepseed der artsen, Proefschrift, Amsterdam 1889, bldz. 6.
28L. S. A. M. v. Römer, Heinrich der Dritte, Jahrb. f. sex. Zwischenstufen, IVe Jahrg. 1902, bldz. 572 en vlg.
29Hans Fuchs, Richard Wagner und die Homosexualität, Berlin 1903, en Vossische Zeitung van 24 en 28 Juni 1886.
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»