Бесплатно

Slaaf, Krijger, Koningin

Текст
Из серии: Over Kronen en Glorie #1
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена
Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK ZES



Ceres tuurde voorzichtig door de half open luiken, op haar hoede voor haar moeder. Haar mond was droog. Terwijl de avond viel en de heldere hemel boven haar roze en lavendel kleurde, was ze terug gerend naar Delos. Haar verlangen om het goud aan haar broers te geven had elke stap gevoed. Haar buik deed pijn van de honger, en ze had overwogen om één van de gouden munten te gebruiken om voedsel te kopen, maar was bang dat ze haar moeder tegen zou komen op de markt.



Ze luisterde of ze geluiden of stemmen hoorde, en keek het schemerige huis in. Er was geen levende ziel te bekennen. Waar konden Nesos en Sartes zijn? Normaal gesproken waren ze rond dit tijdstip wel thuis, als Moeder weg was. Misschien zouden haar broers wel terug zijn als ze haar zwaard had opgehaald.



Voorzichtig om geen geluid te maken sloop ze naar de achterkant van het huis, langs haar grootmoeders boom, richting de schuur. De deur kraakte toen ze hem open deed, en toen ze in de benauwde schuur stond, liep ze meteen naar de hoek. Ze knielde naast een vloerplank, tilde hem op en viste haar zwaard eruit. Ze slaakte een zucht van opluchting toen ze zag dat hij er nog lag.



Ceres zat daar even en bewonderde de schoonheid van het zwaard, de gemengde metalen, het glimmende, dunne, onbevlekte mes, het gouden heft dat versierd was met slangen. Ze zou dit zwaard met eer dragen, als herinnering aan de liefde die haar vader voor haar had.



Ze liet het zwaard in de schede glijden, bevestigde het om haar middel, en ging weer naar buiten.



Toen ze niemand zag, ging ze weer naar de voorkant van het huis, en deze keer liep ze door de voordeur naar binnen. Het huis was donker, de haard uit, en de tafel stond vol met bergen fruit, groenten, vlees en gebak, ongetwijfeld gekocht met het geld dat haar moeder voor haar leven had gekregen. Het verrukkelijke aroma vulde de kamer. Ze liep naar het eten, pakte een stuk brood en verslond het. Haar maag knorde al dagen.



Wetend dat ze niet veel tijd had, haastte Ceres zich naar Nesos’ bedbank en legde de zak goud onder zijn kussen. Hij zou het vinden als hij naar bed ging, en ze twijfelde er niet aan dat hij het geheim zou houden voor Moeder. Ze knipperde met haar ogen en vocht tegen de tranen terwijl ze zich afvroeg of ze haar geliefde broers ooit nog zou zien. Haar hart kromp ineen toen ze dacht aan Rexus. Zou hij haar vergeten?



Ze sprong verschrikt op toen de voordeur ineens open vloog. Tot haar grote afschuw stapte Heer Blaku naar binnen.



Er verscheen een afschuwelijke, victorieuze grijns op zijn gezicht.



“Als het de wegloper niet is,” zei hij. Zijn bovenlip krulde omhoog en ontblootte zijn gele tanden, en de stank van zweet drong door de kamer.



Ceres deed een paar stappen naar achteren en besefte dat ze hier weg moest—snel. Denkend dat ze door het raam in de slaapkamer van haar ouders zou kunnen ontsnappen, liet ze het brood vallen en rende naar de deur.



Maar net toen ze er kwam, verscheen haar moeder in de deuropening, en Ceres botste bijna tegen haar op.



Ceres merkte op dat haar moeder een nieuwe jurk droeg, gemaakt van het beste zijde, en dat ze naar een bloemenparfum rook.



“Dacht je nu echt dat je me bont en blauw kon slaan, mijn geld kon stelen, en ermee weg kon komen?” vroeg haar moeder op hatelijke toon. Ze greep Ceres’ haar en trok er zo hard aan dat Ceres het uitschreeuwde.



Haar geld stelen? Maar toen begreep ze het. Natuurlijk zou haar moeder niet met de slavendrijver samenwerken als ze wist dat hij het goud dat hij voor Ceres had betaald weer had teruggepakt. Maar hij had haar moeder waarschijnlijk verteld dat Ceres er met het goud vandoor was gegaan. Haar moeder was tenslotte bewusteloos geweest toen hij de buidel met vijfenvijftig goudstukken weer had teruggenomen.



Voor Ceres het kon uitleggen, had haar moeder haar in haar gezicht geslagen en haar een duw gegeven. Ceres viel op de grond. Toen schopte haar moeder Ceres in haar maag met haar nieuwe puntige schoenen.



Ceres kon niet ademen. Maar ze dwong zichzelf om overeind te komen, klaar om haar moeder aan te vallen—toen de slavendrijver haar van achteren in een houtgreep nam. Hij kneep zo hard dat ze zeker wist dat de wonden op haar rug weer open gingen.



Ze schopte en schreeuwde, worstelde en krabde, en probeerde zich uit de ijzeren grip van de dikke oude man te wurmen. Maar het was zinloos. Hij droeg haar door de kamer naar de voordeur.



“Wacht!” riep haar moeder.



Ze liep naar hen toe en vouwde haar hebzuchtige vingers om Ceres’ zwaard.



“Wat is dit?” vroeg ze met een boze blik in haar ogen.



Nog steeds niet bereid om op te geven schopte Ceres haar moeder zo hard als ze kon tegen haar scheen, terwijl de slavendrijver het leven haast uit haar kneep.



Het gezicht van haar moeder liep rood aan en ze sloeg Ceres met zoveel kracht in haar maag dat Ceres dacht dat ze het kleine beetje voedsel dat ze had doorgeslikt zou overgeven.



“Dat is mijn zwaard,” zei haar moeder.



Ceres wist dat haar moeder zag hoe waardevol het zwaard was, en dat ze niet van plan was om de slavendrijver het mee te laten nemen.



“Ik heb voor het meisje betaald, en ik bezit nu alles dat zij bij zich draagt,” sneerde Heer Blaku.



“Ze had dat zwaard niet bij zich toen ik haar aan je verkocht,” kaatste haar moeder terug, en haar vingers worstelden met de sluiting van de schede om Ceres’ middel.



Heer Blaku gromde en gooide Ceres tegen de keukentafel aan. Haar hoofd raakte de hoek van de tafel, en een scherpe pijn verspreidde zich over haar slaap. Ceres lag op de grond, duizelig van de klap. Ze hoorde haar moeders geschreeuw, en meubilair dat door de kamer werd gegooid. Ze deed haar ogen open en ging rechtop zitten. Ze zag de slavendrijver over haar moeder gebogen staan en een stoel tegen haar moeders hoofd slaan.



“Ceres, help!” riep haar moeder, maar Ceres had er geen kracht meer voor.



Nauwelijks in staat om te bewegen kroop Ceres op handen en voeten naar de deur. Zodra ze over de drempel was, krabbelde ze overeind. Maar ze had geen tijd meer. Ze voelde Heer Blaku’s armen naar haar graaien, ze voelde zijn ogen in haar rug branden. Ze moest opschieten als ze wilde ontsnappen, maar haar lichaam wilde niet zo snel bewegen als zij.



Haar hart maakte een sprongetje toen ze door de voortuin struikelde en de zandweg bereikte. Ze dacht dat ze vrij was.



Op dat moment verscheen Heer Blaku achter haar. Ze hoorde het klappen van een zweep en voelde toen hoe een dik lederen koord zich om haar nek wikkelde. Ze werd door de zweep naar achteren getrokken, haar keel dicht gesnoerd. Het bloed kolkte in haar hoofd, en ze klapte tegen de grond. Haar handen reikten naar het koord in een poging het losser te maken, maar het zat te stevig om haar nek. Ze wist dat ze lucht nodig had, anders zou ze bewusteloos raken. Maar ze kreeg geen lucht meer.



Heer Blaku pakte haar op, slingerde haar over zijn schouder, en wierp haar achterin zijn wagen. Langzaam begon haar omgeving donker te worden. En nog donkerder.



Haastig ketende hij haar enkels en polsen vast, waarna hij de zweep om haar nek losmaakte.



Hoestend en met een piepende ademhaling snakte ze naar lucht. Haar omgeving werd weer helder, en de stank van de slavendrijver drong in haar neus.



Hij rukte het zwaard van haar middel en bekeek het even.



“Dit is inderdaad een heel mooi wapen,” zei hij. “Nu het van mij is, zal ik het versmelten.”



Ceres strekte haar hand uit naar haar vaders zwaard, de ketens ratelend terwijl ze bewoog, maar hij sloeg haar hand weg en sprong van de wagen.



Hij ging terug het huis in, en toen hij naar buiten kwam had hij de zak goud die Ceres voor haar broers had achtergelaten bij zich.



De wagen zakte in toen hij erop klom, en nadat hij de paarden had aangespoord, kwamen de wielen krakend in beweging. Terwijl de wagen wegreed, hield ze haar ogen op de bijna zwarte hemel gericht. Ze zag silhouetten van vogels boven zich vliegen. Er rolde een traan over haar wang, maar ze maakte geen geluid. Ze had geen kracht meer om te huilen. Alles was nu van haar afgenomen. Haar geld. Haar zwaard. Haar familie. Haar vrijheid.



En als ze morgenochtend niet bij het paleis was om voor Prins Thanos te werken, zou ze alles kwijt zijn.





HOOFDSTUK ZEVEN



Kilometers eerder had Heer Blaku Ceres losgemaakt en haar in een afgesloten slavenwagen gegooid. Nu zat ze verdoofd in het maanlicht, naast tientallen anderen meisjes, hobbelend over de weg die Delos uit leidde.



Het was een ijskoude nacht geweest—dat was het nog steeds—en met weinig bescherming tegen de regen had Ceres niet kunnen slapen. Ze rilde constant. Haar koude handen klemden zich om de tralies terwijl ze ineengedoken achterin de rijdende gevangenis zat, op nat stro dat stonk naar urine en rottend vlees. Het was ongeveer een uur geleden gestopt met regenen, en de maan en de sterren waren nu zichtbaar.



Ze had zitten luisteren naar de conversaties van de wachters, die boven hen op de wagen zaten. Een aantal van hen hadden iets gezegd over Holheim, de hoofdstad van het Noordland, waarvan ze wist dat het enkele maanden reizen was. Ceres wist dat als ze daar heen werd gebracht, ze haar familie of Rexus nooit meer zou zien. Maar ze verdrong die gedachten diep in het dode gedeelte van haar hart. Ze wierp een blik achterom en zag dat het meisje dat de hele reis had zitten hoesten stil was geworden. Ze lag nu levenloos in de verste hoek, haar lippen blauw, haar huid wit.



Naast het lichaam zaten een moeder en haar twee jonge dochters, zich niet bewust van de dood van het meisje. De twee dochters ruzieden met elkaar om een plekje op hun moeders schoot. Beter dat dan dat ze zich bewust waren van hun dode buurmeisje, dacht Ceres.

 



Een paar meisjes die tegen de muur tegenover Ceres zaten hadden een angstige blik in hun verslagen ogen, en een paar anderen huilden stilletjes terwijl ze verlangend tussen de tralies door staarden. Ceres voelde geen angst of verdriet. Ze kon zichzelf niet toestaan om bang te zijn hier. Iemand zou het kunnen aanvoelen en haar beoordelen als zwak, en vervolgens haar zwakte tegen haar gebruiken. Dus in plaats daarvan verdoofde ze zichzelf, en het kon haar bijna niet schelen wat er met haar gebeurde.



“Ga van mijn plek af,” schreeuwde een blond meisje tegen een ander.



“Ik zit hier de hele tijd al,” antwoordde het tweede meisje, haar huid glad en olijfkleurig in de gloed van het maanlicht.



De blonde trok het meisje met de olijfkleurige huid aan haar oren omhoog en gooide haar op de doorweekte, met stro bedekte vloer. Een paar van de meisjes schrokken, maar de meesten keken weg en deden alsof ze de opschudding niet hadden opgemerkt.



“Dit is mijn wagen,” riep de blonde. “Al deze plekken zijn van mij.”



“Nee, dat zijn ze niet,” zei een donker meisje. Ze schoot overeind en zette haar handen op haar heupen.



Ze staarden elkaar een moment aan, en iedereen in de wagen werd stil. Hun ogen schoten tussen de rivalen heen en weer terwijl ze afwachtten wat er zou gebeuren.



Sissend gaf de blonde het donkere meisje een duw, en binnen enkele seconden lagen ze op de vloer te worstelen. Ze schreeuwden hun longen uit hun lijf en hun benen gingen alle kanten op terwijl ze door een aantal slaven werden aangemoedigd.



Ze waren aan elkaar gewaagd. Het meisje met de olijfkleurige huid stond langzaam op en liep naar achteren terwijl haar handen langs de tralies gleden en het bloed uit haar neus liep. De wagen raakte een hobbel in de weg, en ze wankelde toen ze tegenover Ceres op de vloer ging zitten. Ze veegde het bloed weg met haar bruine, versleten, smerige mouw, en keek Ceres aan.



“Ik ben Anka,” zei ze.



Het maanlicht scheen de kooi in en viel op het gezicht van het meisje, en Ceres vond dat het meisje de meest bijzondere ogen had die ze ooit had gezien: donkerbruine irissen met turquoise strepen erin. Haar haren waren lang, dik en zwart, en Ceres schatte dat het meisje ongeveer van haar leeftijd was.



“Ik ben Ceres.”



Ceres had medelijden met het meisje, maar niet de kracht om zich ermee te bemoeien. Ze keek door de ijzeren tralies van de wagen en vroeg zich af of het mogelijk was om te ontsnappen. Het was het niet waard om als slaaf te leven, en ze zou alles doen om eronder uit te komen, zelfs haar leven riskeren.



De wagen kwam onverwachts tot een halt langs de weg, en Heer Blaku schreeuwde naar zijn wachters om de vechters uit elkaar te houden. De wagen schommelde toen de mannen van het dak naar beneden sprongen en in plassen en nat gras terecht kwamen. Zijn gezicht verscheen aan de andere kant van de tralies en Ceres hoorde sleutels rinkelen. Zijn zware ademhaling zorgde voor wolkjes van stoom.



Toen de deur openzwaaide, verscheen er een schaduw van verwarring op Anka’s gezicht, en toen twee van de vijf wachters de kooi binnengingen, doken de slaven ineen. De mannen grepen de worstelende meisjes vast en sleurden ze schoppend en schreeuwend naar buiten.



“Je bent een lieverd,” zei Heer Blaku terwijl hij Anka’s arm greep. “Kom hier, meisje.”



Anka schudde koortsachtig haar hoofd en kroop naar achteren, haar ogen groot van angst. Ceres werd overspoeld door een golf van misselijkheid toen ze dacht aan wat die dikke, oude, lelijke slavendrijver met het onschuldige meisje zou doen.



Anka gilde toen Heer Blaku haar naar buiten trok.



Op dat moment ving Ceres een glimp van haar zwaard op, dat aan het middel van de slavendrijver hing, en in een fractie van een seconde zag ze haar kans om te ontsnappen.



Heer Blaku reikte naar het slot, maar voor hij de deur kon vergrendelen had Ceres de deur opengetrapt en sprong ze de wagen uit. Een paar andere slaven ontsnapten en begonnen te rennen, maar twee wachters gingen de weglopers snel achterna, terwijl een ander de wagen weer afsloot.



De slavendrijver drukte Anka tegen de grond en reikte naar het heft van Ceres’ zwaard. Ceres trapte hem in zijn kruis zodat hij voorover klapte, en voor hij op kon staan had ze haar zwaard te pakken en hem in zijn dijbeen gesneden, waardoor hij jammerend op de modderige weg viel. Het zwaard voelde zo licht in haar hand, bemerkt ze, en het mes had door zijn dijbeen gesneden alsof het boter was.



Drie wachters dreven de andere slaven terug de wagen in en deden hem op slot. De meisjes huilden.



Net toen Ceres Anka overeind wilde trekken, snakte Anka naar adem en riep, “Achter je!”



Ceres draaide zich met een ruk om en zag drie wachters voor zich staan. De eerste had zijn zwaard al geheven, en als Anka haar niet had gewaarschuwd zou Ceres nu zijn zwaard in haar rug hebben gehad.



Tot haar verbijstering voelde ze dezelfde kracht door haar aderen stromen die ze in de arena had gevoeld toen ze Sartes had gered. Ineens kon ze duidelijk zien wat ze moest doen om de drie wachters te verslaan.



Ze raakte het zwaard van de eerste wachter een aantal keer met haar eigen voor ze haar mes door hem heen liet glijden en hij langs de weg in een plas in elkaar zakte.



De korte wachter had een dolk, die hij van de ene in de andere hand liet vallen terwijl hij zich naar haar toe bewoog. Ze hield haar ogen een paar wisselingen op de dolk, en met een perfecte timing tikte ze haar zwaard tussen zijn handen zodat de dolk de lucht in vloog en bovenop de slavenwagen terecht kwam.



“Laat me gaan en ik laat je leven,” zei Ceres. Ze had zoveel autoriteit in haar stem dat ze hem niet eens herkende.



“Degene die haar vangt krijgt vijfenvijftig goudstukken!” riep Heer Blaku, en hij gooide zijn zweep naar de korte wachter die zijn dolk had verloren.



Ha! Mijn moeders goud, dacht Ceres, en het maakte haar alleen maar razender.



De twee overgebleven wachters kwamen op haar af. De lange met een ooglapje trok zijn zwaard, de korte klapte met de zweep. Bij het paleis had Ceres alleen maar één op één met anderen gevochten, en ze voelde zich ongemakkelijk nu ze het tegen twee tegelijk moest opnemen. Maar toch, daar had ze niet voor haar leven gevochten, en ze had toen ook niet die overweldigende kracht gevoeld die ze nu voelde.



De korte man klapte met de zweep, die zich om de Ceres’ pols wikkelde, en met een ruk viel Ceres voorover op de grond. Ze had haar zwaard zo stevig vast dat ze hem niet verloor, en met één haal had ze de lederen koorden om haar pols doorgesneden en zichzelf bevrijd.



Snel als een kat sprong ze overeind, en net toen de lange wachter aanviel, sprong ze op hem af. Hun zwaarden klapten tegen elkaar.



De korte wachter besprong Ceres en sloeg zijn armen om haar benen heen zodat ze niet kon bewegen. Ze viel en kwam op haar rug terecht. Hij klom op haar en sloeg één hand om haar zwaardarm en de andere om haar hals om haar te kelen.



“Maak haar af als het nodig is!” schreeuwde Heer Blaku, die nog steeds zijn bloedende dijbeen probeerde te stelpen.



Ceres haalde haar voeten omhoog en schopte de korte wachter tegen zijn hoofd. Ze duwde hem van zich af, rolde achterover en kwam weer omhoog. Toen ze zag dat hij weer overeind wilde krabbelen, schopte Ceres hem een paar keer in zijn gezicht, tot hij bewusteloos op de grond ineen zakte.



Op het moment dat de lange wachter op haar af kwam, week ze uit, schopte zijn voeten onder hem vandaan, en toen hij op zijn rug viel, sneed ze zijn hand eraf. Hij schreeuwde het uit terwijl het bloed uit zijn stomp gutste.



Het was niet haar bedoeling geweest om zo wreed te zijn. Ze had hem alleen maar genoeg pijn willen doen zodat hij niet meer kon vechten en niet achter haar aan kon komen als ze er vandoor ging, maar het mes van haar zwaard was uitzonderlijk scherp en het kostte haar bijna geen inspanning om door zijn botten heen te snijden. Of misschien was het deze vreemde kracht die het zo moeiteloos maakte?



Een aantal meisjes in de wagen waren in de kooi geklommen en deden de tralies schudden terwijl ze naar Ceres schreeuwden dat ze hen vrij moest laten. Anderen moedigden Ceres aan om hun gijzelnemers te doden.



“Geef je zwaard op, of het meisje sterft,” riep Heer Blaku achter haar.



Ceres draaide zich met een ruk om en zag dat de slavendrijver een mes tegen Anka’s keel hield. Anka’s onderlip trilde, haar ogen waren wijd open, en de slavendrijver drukte het mes harder tegen haar keel.



Moest ze proberen om Anka te redden? Ceres kon er gewoon vandoor gaan, en dan zou ze vrij zijn. Maar ze zag zoveel wanhoop in Anka’s smekende ogen, dat Ceres het niet over haar hart kon verkrijgen om haar niet van haar afschuwelijke lot te verlossen. Ze wierp een blik op de meisjes in de wagen, die nu zwegen, en besefte dat ze hen ook kon bevrijden.



Ceres haalde uit en wierp haar zwaard, hopend dat ze goed had gemikt.



Ze zag het door de lucht zeilen, waarna het in Heer Blaku’s gezicht belandde, met het mes in zijn oog. Hij viel achterover en kwam plat in de modder terecht.



Dood.



Jammerend en snikkend kroop Anka bij hem vandaan.



Ceres liep hijgend naar voren in de stilte, trok haar zwaard uit de schedel van de slavendrijver, en sloeg toe

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»