Бесплатно

Slaaf, Krijger, Koningin

Текст
Из серии: Over Kronen en Glorie #1
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена
Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

Toch schudde ze haar hoofd.



“Ik wil geen wapensmid zijn,” zei ze.



“Het zit in je bloed, Ceres. En je hebt er talent voor.”



Ze schudde haar hoofd, onvermurwbaar.



“Ik wil wapens gebruiken,” zei ze, “niet maken.”



Zodra de woorden uit haar mond kwamen, had ze er al spijt van.



Haar vader fronste zijn wenkbrauwen.



“Je wil een krijger zijn? Een krijgsdame?”



Hij schudde zijn hoofd.



“Op een dag mogen vrouwen misschien vechten,” zei ze. “Je weet dat ik heb getraind.”



Zijn wenkbrauwen kreukelden van bezorgdheid.



“Nee,” beval hij stellig. “Dat is niet jouw weg.”



Haar hart zonk. Ze had het gevoel dat haar droom om een krijger te worden bij zijn woorden in het niets opging. Ze wist dat hij niet wreed wilde zijn—dat was hij nooit. Het was slechts de realiteit. En als ze wilde dat hun gezin in leven bleef, zou zij ook iets moeten opgeven.



Ze staarde in de verte, en de hemel lichtte op door de bliksem. Drie seconden later donderde het.



Hoe had ze niet kunnen zien hoe ernstig hun situatie was? Ze was altijd in de veronderstelling geweest dat ze er samen wel doorheen zouden komen, maar dit veranderde alles. Nu zou ze zich niet meer aan Vader vast kunnen klampen, en zou er niemand meer tussen haar en Moeder staan.



De ene traan na de andere viel op de troosteloze aarde, en ze bleef onbeweeglijk staan. Moest ze haar dromen opgeven en haar vaders advies opvolgen?



Hij haalde iets achter zijn rug vandaan, en haar ogen werden groot toen ze een zwaard in zijn hand zag liggen. Hij kwam dichterbij en ze kon de details van het wapen zien.



Het was ontzagwekkend. Het heft was van puur goud, met een slang erin gegraveerd. Het mes was dubbelzijdig en leek van het beste staal te zijn gemaakt. Hoewel het vakmanschap Ceres niet bekend was, kon ze meteen zien dat het van de beste kwaliteit was. Op het mes zelf stond een inscriptie.





Wanneer hart en zwaard elkaar ontmoeten, zal er overwinning zijn.





Ze snakte naar adem en staarde er vol ontzag naar.



“Heb jij dat gesmeed?” vroeg ze, niet in staat om haar ogen van het zwaard af te wenden.



Hij knikte.



“Volgens de werkwijze van de noorderlingen,” antwoordde hij. “Ik heb er drie jaar aan gewerkt. Het mes alleen al zou ons gezin een heel jaar kunnen voeden.”



Ze keek hem aan.



“Waarom verkoop je hem dan niet?”



Vastberaden schudde hij zijn hoofd.



“Daar is hij niet voor gemaakt.”



Hij kwam nog dichterbij, en tot haar verrassing hield hij het zwaard voor zich uit.



“Hij is voor jou gemaakt.”



Ceres bracht een hand naar haar mond en liet onwillekeurig een kreun ontsnappen.



“Mij?” vroeg ze verbijsterd.



Hij glimlachte breed.



“Dacht je echt dat ik je achttiende verjaardag was vergeten?” antwoordde hij.



Ze voelde de tranen in haar ogen springen. Ze was nog nooit zo geraakt.



Maar toen dacht ze aan wat hij eerder had gezegd, over dat hij niet wilde dat ze vocht, en ze voelde zich verward.



“En toch,” antwoordde ze, “zei je dat ik niet mag trainen.”



“Ik wil niet dat je sterft,” legde hij uit. “Maar ik kan zien waar je hart ligt. En daar heb ik geen controle over.”



Hij legde een vinger onder haar kin en tilde haar hoofd omhoog tot hun ogen elkaar ontmoetten.



“Ik ben trots op je.”



Hij overhandigde haar het zwaard, en toen ze het koele metaal tegen haar handpalm voelde, werd ze één met het wapen. Het gewicht was perfect voor haar, en het helft voelde alsof het gemaakt was voor haar hand.



Alle hoop die eerder was gestorven kwam weer tot leven.



“Zeg niets tegen je moeder,” waarschuwde hij. “Verstop het ergens waar ze het niet kan vinden, anders zal ze het verkopen.”



Ceres knikte.



“Hoe lang blijf je weg?”



“Ik zal proberen om voor de eerste sneeuwval terug te komen.”



“Dat duurt nog maanden!” zei ze, terwijl ze een stap achteruit deed.



“Het is wat ik moet doen om—”



“Nee. Verkoop het zwaard. Blijf!”



Hij legde een hand tegen haar wang.



“Dit zwaard verkopen zou ons misschien dit seizoen kunnen helpen. En misschien het volgende. En dan?” Hij schudde zijn hoofd. “Nee. We hebben een oplossing voor de lange termijn nodig.”



Lange termijn? Ineens drong het tot haar door dat zijn nieuwe baan niet voor slechts een paar maanden was. Het zouden wel jaren kunnen worden.



Ze was radeloos.



Hij deed een stap naar voren, alsof hij het voelde, en knuffelde haar.



Ze voelde hoe ze in zijn armen begon te huilen.



“Ik zal je missen, Ceres,” zei hij over haar schouders. “Je bent anders dan alle anderen. Ik zal elke nacht naar de hemel kijken en weten dat jij je onder dezelfde sterren bevind. Zal jij hetzelfde doen?”



Eerst wilde ze naar hem schreeuwen, en zeggen: hoe durf je me hier alleen achter te laten.



Maar in haar hart voelde ze dat hij niet kon blijven, en ze wilde het niet moeilijker voor hem maken dan het al was.



Er rolde een traan over haar gezicht. Ze snoof en knikte.



“Ik zal elke nacht onder onze boom staan,” zei ze.



Hij kuste haar voorhoofd en sloeg zijn lieve armen om haar heen. De wonden op haar rug voelden als messen, maar ze klemde haar kaken op elkaar en gaf geen kik.



“Ik hou van je, Ceres.”



Ze wilde antwoorden, maar ze kon zichzelf er niet toe brengen om iets te zeggen—haar woorden bleven in haar keel steken.



Hij haalde zijn paard uit de stal, en Ceres hielp hem met voedsel, gereedschap en andere spullen in de zadeltassen te pakken. Hij omhelsde haar een laatste keer, en ze dacht dat ze zou barsten van verdriet. Toch kon ze geen woord uitbrengen.



Hij besteeg zijn paard, en knikte voor hij het dier aanspoorde.



Ceres zwaaide terwijl hij wegreed, en ze keek met een onbuigzame aandacht toe tot hij achter de heuvel in de verte was verdwenen. De enige ware liefde die ze ooit had gekend kwam van die man. En nu was hij weg.



Er begon regen te vallen, en het prikte in haar gezicht.



“Vader!” schreeuwde ze zo luid als ze kon. “Vader, ik hou van je!”



Ze liet zich op haar knieën vallen en begroef huilend haar gezicht in haar handen.



Het leven, wist ze, zou nooit meer hetzelfde zijn.





HOOFDSTUK DRIE



Met pijnlijke voeten en brandende longen beklom Ceres de steile heuvel, zo snel als ze kon, zonder een druppel uit de emmers water te knoeien. Normaal gesproken zou ze wel een pauze nemen, maar haar moeder had gedreigd dat ze geen ontbijt zou krijgen als ze niet tegen zonsopkomst terug was—en geen ontbijt betekende dat ze niet zou eten tot het avondmaal. De pijn kon haar niet zoveel schelen—het zorgde dat ze niet de hele tijd aan haar vader hoefde te denken, en de miserabele situatie die hij had achtergelaten.



De zon kwam net boven de Alva Bergen in de verte op, en schilderde de verspreidde wolken in een goudroze gloed. Er blies een zacht windje door het hoge, gele gras aan weerszijden van de weg. Ceres snoof de frisse ochtendlucht op en dwong zichzelf om sneller te lopen. Haar moeder zou het feit dat hun gewone weg was opgedroogd, of dat er een lange rij bij de andere stond, bijna een kilometer verderop, geen acceptabel excuus vinden. Ze stopte niet voor ze de heuveltop bereikte—en toen ze er was, hield ze abrupt halt, verbijsterd door wat ze voor zich zag.



Daar, in de verte, stond haar huis—en daarvoor stond een bronzen wagen. Haar moeder stond buiten, diep in gesprek met een man die zoveel overgewicht had dat Ceres dacht dat ze nog nooit iemand had gezien die zelfs maar de helft van zijn gewicht had. Hij droeg een bordeauxrode linnen tuniek en een rode zijden hoed, en zijn lange baard was ruig en grijs. Ze kneep met haar ogen en probeerde het te begrijpen. Was hij een koopman?



Haar moeder droeg haar beste jurk, een lange, groene, linnen japon die ze jaren geleden had gekocht met geld dat eigenlijk bedoeld was om nieuwe schoenen voor Ceres van te kopen. Het sloeg helemaal nergens op.



Aarzelend begon Ceres de heuvel af te lopen. Ze hield haar ogen op hen gericht, en toen ze zag dat de oude man haar moeder een zware lederen buidel overhandigde en haar moeders ingevallen gezicht oplichtte, werd ze nog nieuwsgieriger. Hadden ze eindelijk weer eens geluk? Zou Vader nu weer thuis kunnen komen? De gedachten deden haar borstkas een beetje samentrekken, hoewel ze zichzelf niet toestond om opwinding te voelen voor ze wist wat er precies gaande was.



Toen Ceres hun huis naderde, draaide haar moeder zich om en gaf haar een warme glimlach—en Ceres kreeg onmiddellijk een knoop in haar maag. De laatste keer dat haar moeder zo naar haar had geglimlacht—met glimmende tanden en oplichtende ogen—had Ceres met de zweep gekregen.



“Liefste dochter,” zei haar moeder met een overdreven lieve toon. Ze strekte haar armen uit en vertoonde een grijns die Ceres’ bloed deed koken.



“Dit is het meisje?” zei de oude man met een begerige glimlach. Zijn donkere kraaloogjes werden groot toen hij naar Ceres keek.



Nu Ceres dichterbij stond, kon ze elk rimpel in de huid van de dikke man zien. Zijn brede, platte neus leek zijn hele gezicht in beslag te nemen, en toen hij zijn hoed afdeed, glom zijn bezwete kale hoofd in het zonlicht.



Haar moeder liep naar Ceres toe, pakte de emmers van haar over, en zette ze op het verschroeide gras neer. Dat gebaar alleen al bevestigde voor Ceres dat er iets ernstig mis was. Ze voelde paniek opwellen.



“Ik wil u graag voorstellen aan mijn trots en vreugde, mijn enige dochter, Ceres,” zei haar moeder, en ze deed of ze een traan uit haar ogen veegde, die er in werkelijkheid niet was. “Ceres, dit is Heer Blaku. Toon respect voor je nieuwe meester.”

 



Ceres voelde een steek van angst in haar borst. Ze haalde een teug lucht naar binnen. Ceres keek naar haar moeder, die met haar rug naar Heer Blaku stond en haar de meest kwaadaardige glimlach toewierp die ze ooit had gezien.



“Meester?” vroeg Ceres.



“Om onze familie van de financiële ondergang en publieke vernedering te redden, heeft de vrijgevige Heer Blaku je vader en mij een genereus bod gedaan: een zak goud in ruil voor jou.”



“Wat?” hijgde Ceres. Ze voelde de grond onder haar voeten wegzakken.



“Nu, wees het brave meisje dat je bent en betuig je respect,” zei haar moeder, die Ceres een waarschuwende blik toe wierp.



“Dat zal ik niet,” zei Ceres. Ze deed een stap achteruit en stak haar borst vooruit. Ze voelde zich een idioot om het feit dat ze niet meteen had beseft dat de man een slavendrijver was, en dat de transactie om haar ging.



“Vader zou me nooit verkopen,” voegde ze met op elkaar geklemde kaken toe. Haar angst en verontwaardiging werden steeds heviger.



Haar moeder keek haar dreigend aan en greep haar bij haar arm, en haar vingernagels begroeven zich in Ceres’ huid.



“Als je je gedraagt, neemt deze man je wellicht als zijn bruid, en voor jou zou dat iets heel moois betekenen,” mompelde ze.



Heer Blaku likte aan zijn dunne, korstige lippen terwijl hij zijn opgezwollen ogen gretig over Ceres’ lichaam liet glijden. Hoe kon haar moeder haar dit aandoen? Ze wist dat haar moeder niet zoveel van haar hield als van haar broers—maar dit?



“Marita,” sprak hij in een nasale stem. “Je had al gezegd dat je dochter mooi was, maar je bent vergeten te vertellen wat voor ongelofelijk magnifiek wezen ze is. Ik moet zeggen, ik heb nog niet eerder een vrouw gezien met lippen zo sappig als zij, en met zulke gepassioneerde ogen, en een lichaam zo stevig en voortreffelijk.”



Ceres’ moeder legde met een diepe zucht een hand op haar hart, en Ceres had het gevoel dat ze ieder moment kon overgeven. Ze balde haar handen tot vuisten en rukte haar arm los.



“Misschien had ik meer moeten vragen, als ze u zo goed bevalt,” zei Ceres’ moeder, die haar ogen radeloos neersloeg. “Ze is tenslotte ons enige geliefde meisje.”



“Ik ben bereid goed geld te betalen voor zo’n schoonheid. Wat dacht u van vijf extra goudstukken?” vroeg hij.



“Wat gul van u,” antwoordde haar moeder.



Heer Blaku waggelde naar zijn wagen om meer goud te halen.



“Vader zou het hier nooit mee eens zijn,” sneerde Ceres.



Ceres’ moeder deed dreigend een stap naar haar toe.



“Oh, maar het was je vaders idee,” beet haar moeder met hoog opgetrokken wenkbrauwen. Ceres wist nu dat ze loog—als ze dat deed, dan loog ze.



“Denk je nu echt dat je vader meer van jou houdt dan van mij?” vroeg haar moeder.



Ceres knipperde met haar ogen en vroeg zich af wat dat er mee te maken had.



“Ik zou nooit van iemand kunnen houden die denkt dat ze beter is dan ik,” voegde ze toe.



“Je hebt nooit van me gehouden?” vroeg Ceres. Ze voelde haar woede in hopeloosheid veranderen.



Met het goud in zijn handen waggelde Heer Blaku naar Ceres’ moeder, en overhandigde het haar.



“Je dochter is elk goudstuk waard,” zei hij. “Ze zal een goede vrouw zijn en vele zoons voor me baren.”



Ceres beet op de binnenkant van haar lippen en schudde haar hoofd.



“Heer Blaku komt je morgenochtend ophalen, dus ga naar binnen en pak je spullen in,” zei Ceres’ moeder.



“Doe ik niet!” schreeuwde Ceres.



“Dat is altijd al je probleem geweest, meisje. Je denkt alleen maar aan jezelf. Dit goud,” zei haar moeder, die de buidel voor Ceres’ gezicht liet bungelen, “zal je broers in leven houden. Het zal onze familie intact houden en ons de mogelijkheid bieden om in ons huis te blijven wonen en reparaties uit te voeren. Daar had je zeker niet aan gedacht?”



Voor een fractie van een seconde dacht Ceres dat ze misschien zelfzuchtig was, maar toen besefte ze dat haar moeder haar weer probeerde te manipuleren en Ceres’ liefde voor haar broers tegen haar gebruikte.



“Maakt u zich geen zorgen,” zei Ceres’ moeder terwijl ze zich tot Heer Blaku wendde. “Ceres zal gehoorzamen. U moet alleen streng tegen haar zijn, en dan wordt ze zo mak als een lammetje.”



Nooit. Ze zou nooit de vrouw van die man zijn, of iemands eigendom. En ze zou nooit toestaan dat haar moeder of wie dan ook haar leven zou verruilen voor vijfenvijftig stukken goud.



“Ik zal nooit met deze slavendrijver mee gaan,” beet Ceres, en ze wierp hem een blik vol walging toe.



“Ondankbaar kind!” schreeuwde Ceres’ moeder. “Als je niet doet wat ik zeg, zal ik je zo hard slaan dat je nooit meer kan lopen. Nu naar binnen!”



De gedachte dat ze door haar moeder geslagen zou worden bracht afschuwelijke, diepgewortelde herinneringen bij haar omhoog; ze werd weer meegevoerd naar dat angstige moment toen ze vijf jaar oud was, toen haar moeder haar had geslagen tot alles zwart was geworden. De wonden van dat pak slaag en vele anderen waren genezen—maar de wonden in Ceres’ hart waren altijd blijven bloeden. En nu ze zeker wist dat haar moeder niet van haar hield, en dat ook nooit had gedaan, spleet haar hart voorgoed in tweeën.



Voor ze kon antwoorden had Ceres’ moeder haar zo hard in haar gezicht geslagen dat haar oor begon te piepen.



Eerst was Ceres verbijsterd door de plotselinge aanval, en ze krabbelde bijna terug. Maar toen knapte er iets in haar. Ze zou zichzelf niet toestaan ineen te duiken zoals ze altijd had gedaan.



Ceres sloeg haar moeder terug, op haar wang, zo hard dat ze op de grond viel. Ze snakte naar adem.



Met een rood aangelopen gezicht krabbelde haar moeder overeind. Ze greep Ceres bij haar schouder en haren, en gaf haar een knietje in haar maag. Toen Ceres naar voren klapte, ramde haar moeder haar knie in Ceres’ gezicht, waardoor ze op de grond viel.



De slavendrijver stond daar en keek met grote ogen toe, grinnikend. Hij vond het duidelijk geweldig om het gevecht te aanschouwen.



Nog steeds hoestend en buiten adem van de aanval, krabbelde Ceres overeind. Schreeuwend viel ze haar moeder aan en werkte haar tegen de grond.



Dit eindigt vandaag, was het enige dat Ceres kon denken. Alle jaren dat haar moeder niet van haar had gehouden en haar met minachting had behandeld, voedden haar razernij. Ceres beukte haar gebalde vuisten keer op keer in haar moeders gezicht terwijl tranen van woede over haar wangen liepen, en ze oncontroleerbaar snikte.



Toen werd haar moeder slap.



Ceres’ schouders schokten met elke schreeuw, en haar ingewanden voelden alsof ze binnenste buiten waren gekeerd. Haar zicht wazig door haar tranen, keek ze op naar de slavendrijver. Ze voelde een nog intensere haat voor hem.



“Jij wordt een goeie,” zei Heer Blaku met een valse grijns terwijl hij de zak met goud opraapte en hem aan zijn lederen riem bevestigde.



Voor ze kon reageren had hij haar vastgegrepen. Hij sleurde haar naar zijn wagen en gooide haar in één snelle beweging achterin, alsof ze een zak aardappelen was. Zijn enorme omvang en kracht waren teveel voor haar. Terwijl hij met zijn ene hand haar pols vasthield en met zijn andere een ketting pakte, zei hij, “Ik ben niet dom genoeg om te denken dat je hier morgenochtend nog bent.”



Ze wierp een blik op het huis dat achttien jaar lang haar thuis was geweest, en de tranen sprongen in haar ogen toen ze dacht aan haar broers en haar vader. Maar ze moest een keus maken als ze zichzelf wilde redden, voordat de ketting om haar enkel zat.



Ze schraapte al haar kracht bij elkaar en in een snelle beweging trok ze haar arm los uit de greep van de slavendrijver, tilde haar been op, en trapte hem zo hard als ze kon in zijn gezicht. Hij viel achterover, van de wagen af, en tuimelde op de grond.



Ze sprong van de wagen af en rende zo snel ze kon over de zandweg, weg van de vrouw die ze nooit meer moeder zou noemen, weg van alles dat ze kende en waar ze van hield.





HOOFDSTUK VIER



Omgeven door de koninklijke familie, de gouden kelk met wijn in zijn hand, deed Thanos zijn best om een glimlach op zijn gezicht te toveren—maar het lukte hem niet. Hij haatte het om hier te zijn. Hij haatte deze mensen, zijn familie. En hij haatte het dat hij koninklijke bijeenkomsten moest bijwonen—zeker de bijeenkomsten die na de Killings kwamen. Hij wist hoe de mensen leefden, hoe arm ze waren, en hij voelde hoe gevoelloos en onrechtvaardig al deze ophef en verwaandheid waren. Hij zou er alles voor over hebben om hier ver vandaan te zijn.



Terwijl hij bij zijn neven Lucious en Varius en zijn nicht Aria stond, nam Thanos niet de moeite om deel te nemen aan hun zielige conversatie. In plaats daarvan keek hij naar de imperiale gasten die door de tuinen van het paleis slenterden, met hun toga’s en stola’s. Ze hadden neppe grijnzen op hun gezichten en spuwden niet-gemeende beleefdheden in het rond. Een paar van zijn neven gooiden voedsel naar elkaar terwijl ze over het keurig gemaaide gazon renden, tussen de tafels voor voedsel en wijn door. Anderen deden hun favoriete scenes van de Killings na, lachend en spottend met degenen die vandaag hun levens waren verloren.



Honderden mensen, dacht Thanos, en er was er geen één eervol.



“Volgende maand koop ik drie krijgsheren,” ze Lucious, de oudste, op een opschepperige toon. Hij depte wat zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd met zijn zijden zakdoek. “Stefanus was nog niet eens de helft waard van wat ik voor hem heb betaald, en als hij niet al dood was, zou ik hem zelf neersteken voor het feit dat hij in de eerste ronde als een meisje vocht.”



Aria en Varius lachten, maar Thanos vond zijn opmerking allesbehalve amusant. Of ze de Killings nu als een spel beschouwden of niet, ze zouden meer respect moeten hebben voor de dapperen en de overledenen.



“Nou, heb je Brennius gezien?” vroeg Aria. Haar grote blauwe ogen werden groot. “Ik overwoog zelfs om hem te kopen, maar hij gaf me een verwaande blik toen ik bij zijn training kwam kijken. Kun je dat geloven?” voegde ze toe. Ze rolde met haar ogen en snoof.



“En hij riekt als een stinkdier,” voegde Lucious toe.



Iedereen lachte weer, behalve Thanos.



“Geen van ons zou hem gekozen hebben,” zei Varius. “Hoewel hij het langer heeft volgehouden dan verwacht, had hij een verschrikkelijke vorm.”



Thanos kon zichzelf niet langer in bedwang houden.



“Brennius had de beste vorm van iedereen in de hele arena,” kwam hij tussenbeide. “Praat niet over de vechtkunst alsof je er iets van af weet.”



De neven zwegen, en Aria’s ogen werden zo groot als schotels terwijl ze naar de grond staarde. Varius stak zijn borst vooruit en kruiste zijn armen. Hij liep dichter naar Thanos toe alsof hij hem wilde uitdagen, en de spanning in de lucht was voelbaar.



“Nou, laat die zelfzuchtige krijgsheren lekker voor wat ze zijn,” zei Aria. Ze ging tussen hen in staan om de situatie te sussen. Ze gebaarde naar de jongens om dichterbij te komen, en fluisterde toen, “Ik heb een bizar gerucht gehoord. Een kleine bij vertelde me dat de koning wil dat er iemand van koninklijke afkomst mee doet aan de Killings.”



De jongens zwegen en wisselden een ongemakkelijke blik uit.



“Misschien,” zei Lucious. “Maar ik zal het niet zijn. Ik ben niet bereid mijn leven te riskeren voor een stom spelletje.”



Thanos wist dat hij de meeste krijgsheren kon verslaan, maar het doden van een ander mens was niet iets dat hij wilde doen.



“Je bent gewoon bang om dood te gaan,” zei Aria.



“Dat ben ik niet,” kaatste Lucious terug. “Dat neem je terug!”



Thanos’ geduld was op. Hij liep weg.



Thanos zag zijn verre nicht Stephania rondslenteren alsof ze naar iemand op zoek was—waarschijnlijk naar hem. Een paar weken eerder had de Koningin gezegd dat hij voorbestemd was om met Stephania te trouwen, maar daar was Thanos het niet mee eens. Stephania was net zo verwend als de rest van zijn nichten en hij zou liever zijn naam, zijn erfenis en zelfs zijn zwaard opgeven als hij maar niet met haar hoefde te trouwen. Ze was prachtig om te zien, dat was waar—haar haren goud, haar huid melkwit, haar lippen bloedrood—maar als hij haar nog één keer moest aanhoren over hoe oneerlijk het leven wel niet was, dan zou hij wellicht zijn oren afsnijden.

 



Hij haastte zich langs de rand van de tuin richting de rozenstruiken en deed zijn best om oogcontact met de gasten te vermijden. Maar net toen hij de hoek om ging, verscheen Stephania voor hem. Haar bruine ogen lichtten op.



“Goedenavond, Thanos,” zei ze met een sprankelende glimlach die de meeste jongens zou laten kwijlen. Allemaal eigenlijk, behalve Thanos.



“Jij ook een goedenavond,” zei Thanos, en hij liep in een boogje om haar heen.



Ze tilde haar stola op en ging als een vervelende mug achter hem aan.



“Vind je het niet ongelofelijk oneerlijk dat—” begon ze.



“Ik heb het druk,” beet Thanos. Zijn toon klonk harder dan zijn bedoeling was, en ze schrok. Hij draaide zich naar haar om. “Het spijt me… Ik ben gewoon moe van al die feestjes.”



“Misschien wil je met me door de tuinen wandelen?” vroeg Stephania. Haar rechter wenkbrauw rees omhoog terwijl ze dichterbij kwam.



Dat was wel het laatste dat hij wilde.



“Luister,” zei hij, “ik weet dat de koningin en je moeder ervan overtuigd zijn dat wij op de één of andere manier bij elkaar horen, maar—”



“Thanos!” hoorde hij achter zich.



Thanos draaide zich om en zag de boodschapper van de koning.



“De koning verzoekt dat u hem onmiddellijk opzoekt in het paviljoen,” zei hij. “En u ook, mijn vrouwe.”



“Mag ik vragen waarom?” vroeg Thanos.



“Er is veel te bespreken,” zei de boodschapper.



Aangezien hij nog geen gewone conversaties met de koning had gehad, vroeg Thanos zich af wat dat te betekenen had.



“Natuurlijk,” zei Thanos.



Tot zijn grote teleurstelling haakte een stralende Stephania haar arm in de zijne. Samen volgden ze de boodschapper naar het paviljoen.



Toen Thanos zag dat er een aantal adviseurs van de koning en zelfs de kroonprins op banken en stoelen zaten, vond hij het vreemd dat hij ook was uitgenodigd. Hij zou nauwelijks iets toe te voegen hebben aan hun conversatie, aangezien zijn meningen over hoe het Rijk geregeerd moest worden erg verschilden van die van iedereen die hier aanwezig was. Het beste dat hij kon doen, dacht hij bij zichzelf, was zijn mond dicht houden.



“Wat zijn jullie een mooi stel,” zei de koningin met een warme glimlach toen ze binnenkwamen.



Thanos drukte zijn lippen op elkaar en bood Stephania aan om naast hem te gaan zitten.



Zodra iedereen had plaatsgenomen, stond de koning op en werd iedereen stil. Zijn oom droeg een toga op knielengte, maar terwijl de anderen wit, rood en blauw droegen, was die van hem paars, een kleur die alleen voor de koning bestemd was. Rond zijn kalende slapen droeg hij een gouden krans, en zijn wangen en ogen hingen, ondanks het feit dat hij glimlachte.



“Het volk wordt opstandig,” zei hij langzaam. Zijn stem klonk ernstig. Met de autoriteit van een koning liet hij zijn blik over de gezichten glijden. “Het is hoog tijd dat we hen herinneren aan wie er koning is, en strengere regels invoeren. Vanaf vandaag zal ik de tienden op eigendommen en voedsel verdubbelen.”



Er rees een verrast gemompel op, gevolgd door goedkeurend geknik.



“Een uitstekende keus, uwe hoogheid,” zei één van zijn adviseurs.



Thanos kon zijn oren niet geloven. De belastingen van het volk verdubbelen? Omdat hij zich met het gewone volk mengde, wist hij dat de belastingen al veel hoger waren dan wat de meeste burgers zich konden veroorloven. Hij had moeders gezien die rouwden om het verlies van hun kinderen, die van de honger waren gestorven. Gisteren nog had hij voedsel aangeboden aan een dakloos, vierjarig meisje, bij wie alle botten onder haar huid zichtbaar waren.



Thanos moest zijn blik afwenden, of hij zou zich moeten uitspreken.



“En tot slot,” zei de koning, “van nu af aan zal, om de ondergrondse revolutie die zich aan het vormen is te bestrijden, de eerstgeboren zoon in elke familie in dienst van het leger van de koning treden.”



De één na de ander prees de koning voor zijn wijze besluit.



Uiteindelijk voelde Thanos dat de koning zich tot hem wendde.



“Thanos,” sprak de koning. “Je hebt nog niets gezegd. Spreek!”



Er viel een stilte in het paviljoen terwijl alle ogen zich op Thanos vestigden. Hij ging staan. Hij wist dat hij iets moest zeggen, voor het uitgehongerde meisje, voor de rouwende moeders, voor degenen zonder stem wiens levens er niet toe leken te doen. Hij moest hen vertegenwoordigen, want als hij het niet deed, dan deed niemand het.



“Strengere regels zullen het verzet niet ten gronde richten,” zei hij terwijl zijn hart hevig tekeer ging. “Het zal ze alleen maar aanmoedigen. De burgers bang maken en hen hun vrijheid ontzeggen zal niets doen behalve hen dwingen om zich tegen ons te verzetten en zich aan te sluiten bij het verzet.”



Een paar mensen lachten, terwijl anderen onderling met elkaar praatten. Stephania pakte zijn hand vast en probeerde hem tot zwijgen te brengen, maar hij rukte zich los.



“Een goede koning gebruikt liefde, net als angst, om zijn onderdanen te regeren,” zei Thanos.



De koning wierp de koningin een ongemakkelijke blik toe. Hij ging staan en liep naar Thanos toe.



“Thanos, je bent een dappere jongen dat je je zo uitspreekt,” zei hij terwijl hij een hand op zijn schouder legde. “Maar was je broertje niet in koele bloede vermoord door die zelfde mensen, zij die zichzelf regeerden, zoals je zegt?



Thanos liep rood aan. Hoe durfde zijn oom de dood van zijn broer zo spottend aan te halen? Thanos was jarenlang huilend in slaap gevallen terwijl hij rouwde om het verlies van zijn broer.



“Zij die mijn broertje hebben vermoord hadden niet genoeg te eten,” zei Thanos. “Een wanhopig man neemt wanhopige maatregelen.”



“Trek je de wijsheid van de koning in twijfel?” vroeg de koningin.



Thanos kon niet geloven dat niemand anders hier tegen in ging. Zagen ze dan niet hoe onrechtvaardig dit was? Beseften ze dan niet dat deze nieuwe wetten het vuur van het verzet zouden aanwakkeren?



“U zult de mensen geen seconde kunnen laten geloven dat u iets anders wilt dan hen laten lijden en er zelf van profiteren,” zei Thanos.



Er rees een geluid van afkeuring op in de groep.



“Je spreekt harde woorden, neef,” zei de koning terwijl hij hem in zijn ogen keek. “Ik zou bijna geloven dat je van plan bent om je bij het verzet aan te sluiten.”



“Of misschien heeft hij dat al gedaan?” zei de koningin met opgetrokken wenkbrauwen.



“Dat ben ik niet,” blafte Thanos.



Het werd steeds heter in het paviljoen en Thanos besefte dat als hij niet voorzichtig was, hij wellicht van verraad beschuldigd zou worden—een misdaad die werd bestraft door de dood, zonder proces.



Stephania stond op en nam Thanos’ hand in de hare—maar, geërgerd door haar timing, rukte hij zijn hand los.



Stephania’s gezicht betrok, en ze keek naar beneden.



“Misschien zul je over een tijdje de zwakke punten van je overtuigingen zien,” zei de koning tegen Thanos. “Voor nu blijft de wet in stand, en wordt hij onmiddellijk geïmplementeerd.”



“Goed,” zei de koningin met een plotselinge glimlach. “Nu kunnen we verder met het tweede punt op de agenda. Thanos, als een jonge man van negentien, hebben wij, je imperiale vorsten, een vrouw voor je gekozen. We hebben besloten dat jij en Stephania gaan trouwen.”



Thanos wierp een blik op Stephania, wiens ogen nat waren van de tranen. Ze had een bezorgde blik op haar gezicht. Hij voelde zich ontzet. Hoe konden ze dit van hem eisen?



“Ik kan niet met haar trouwen,” fluisterde Thanos. Hij voelde een knoop in zijn maag.



Er rees gemompel op, en de koningin sprong zo snel overeind dat haar stoel achterover viel.



“Thanos!” schreeuwde ze, met gebalde vuisten. “Hoe durf je de koning te tarten? Je zal met Stephania trouwen of je nu wil of niet.”



Thanos keek naar Stephania, terwijl bij haar de tranen over haar wangen liepen.



“Denk je soms dat je te goed voor me bent?” vroeg ze met een trillende onderlip.



Hij deed een stap naar haar toe om haar te troosten, maar voor hij bij haar was rende ze de het paviljoen al uit, met haar handen voor haar gezicht.



De koning ging staan, duidelijk boos.



“Wijs haar af, jongen,” zei hij, zijn stem ineens kil en hard, donderend door de het paviljoen, “en het wordt de kerker voor

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»