De bol van Kandra

Текст
0
Отзывы
Читать фрагмент
Отметить прочитанной
Как читать книгу после покупки
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK ZES

“Esther?” bracht Oliver uit.

Hij pakte haar bij haar schouders en keek haar doordringend aan. Hij kon zijn ogen niet geloven.

“Oliver.” Er verscheen een glimlach op Esthers gezicht. Ze sloeg haar armen om hem heen. “Ik heb je gevonden.”

Haar stem was zo zoet als honing. Het klonk als muziek in zijn oren. Oliver hield haar dicht tegen zich aan. Het voelde fantastisch om zijn armen om haar heen te slaan. Hij had gedacht dat hij haar nooit meer zou zien.

Maar toen liet hij haar los, ineens ongerust. “Wat doe je hier?”

Esther wierp hem een ondeugende glimlach toe. “Er is een tijdmachine op school. Verborgen in de kapokboom. Ik zag dat er een kleine X in gekerfd was, en aangezien er een X staat op elke doorgang die alleen docenten mogen gebruiken, dacht ik dat er wel een doorgang moest zijn. Dus ik heb wat rondgesnuffeld, zag een paar leraren verdwijnen, en besefte dat er een tijdmachine in moest zitten. Strikt verboden voor leerlingen, natuurlijk.”

Oliver schudde zijn hoofd. Natuurlijk had de briljante, getalenteerde Esther Valentini een verborgen tijdmachine gevonden. Maar niemand zou zomaar tijdreizen zonder een goede reden te hebben, zeker niet naar een tijdlijn waarin diegene niet thuishoorde! Van wat Oliver op de School voor Zieners had geleerd, wist hij dat het doorbrengen van een aanzienlijke hoeveelheid tijd in de verkeerde tijdlijn een enorme belasting op het lichaam was. Ja, het had al vreemd gevoeld om naar zijn eigen tijdlijn terug te keren.

Om nog maar niet te spreken over het offer. Er was geen garantie dat hij ooit terug zou keren. Het had Olivers hart gebroken om de School voor Zieners te verlaten, en hij had het alleen gedaan om Armando’s leven te redden. Dus Esther moest een goede reden hebben gehad om hier te komen. Een zoektocht, misschien. Een missie. Misschien was de school weer in gevaar?

“Niet hoe,” zei Oliver. “Waarom?”

Tot zijn verrassing grijnsde Esther. “Je had me een tweede date beloofd.”

Oliver zweeg even en fronste. “Bedoel je dat je hier bent voor mij?”

Hij begreep het niet. Esther zou misschien wel nooit meer terug kunnen. Ze zou voorgoed in de verkeerde tijdlijn gevangen kunnen zitten. En ze had het voor hem gedaan?

Haar wangen kleurden roze. Ze haalde haar schouders op en werd ineens verlegen. “Ik dacht dat je wel wat hulp kon gebruiken.”

Hoewel hij het nog steeds niet begreep, was Oliver dankbaar voor het offer dat Esther had gebracht. Het was goed mogelijk dat ze voorgoed in de verkeerde tijdlijn zat en ze had het voor hem gedaan. Hij vroeg zich af of dat betekende dat ze van hem hield. Hij kon geen andere reden bedenken waarom iemand zoiets zou doen.

Hij voelde zich warm worden bij de gedachte. Hij voelde zich ineens verlegen en veranderde snel van onderwerp.

“Hoe was de reis door de tijd?” vroeg hij. “Ben je heelhuids hier gekomen?”

Esther klopte op haar buik. “Ik werd een beetje ziek. En ik kreeg er verschrikkelijke koppijn van. Maar dat was alles.”

Op dat moment herinnerde Oliver zich het amulet. Hij haalde het van onder zijn overall tevoorschijn. “Professor Amethyst heeft me dit gegeven voor ik vertrok.”

Esther raakte het amulet aan. “Een portaaldetector! Ze worden warm wanneer je in de buurt van een wormgat bent, toch?” Ze glimlachte vrolijk. “Dat zou ons op een dag weleens terug kunnen leiden naar de School voor Zieners.”

“Maar hij is ijskoud sinds ik hier ben,” zei Oliver somber.

“Maak je geen zorgen,” zei ze tegen hem. “We hebben geen haast. We hebben alle tijd die we maar willen.” Ze grijnsde om haar eigen grapje.

Oliver lachte ook.

“Ik heb een nieuwe queeste,” vertelde Oliver haar.

Esthers ogen werden groot van opwinding. “Echt waar?”

Hij knikte en liet haar het kompas zien. Esther staarde er verwonderd naar.

“Het is prachtig. Wat betekent het?”

Oliver wees naar de wijzers en de vreemde hiëroglyfische symbolen. “Het leidt me naar mijn ouders. Deze symbolen vertegenwoordigen bepaalde plaatsen of mensen. Zie je, dat zijn mijn ouders.” Hij wees naar de wijzer die nooit had bewogen, de wijzer die bleef steken op het symbool van een man en een vrouw die elkaars handen vasthielden. “De andere wijzers lijken te bewegen afhankelijk van waar ik als eerst heen moet.”

“Oh, Oliver, wat spannend! Je hebt een missie! Wat is je volgende bestemming?”

Hij wees naar het iepenblad. “Boston.”

“Waarom Boston?”

“Ik weet het niet,” antwoordde Oliver, die het kompas weer in de zak van zijn overall liet glijden. “Maar het heeft te maken met het vinden van mijn ouders.”

Esther liet haar hand in de zijne glijden en glimlachte. “Laten we dan maar gaan.”

“Je gaat met me mee?”

“Ja.” Ze glimlachte verlegen. “Als je me mee wil hebben.”

“Natuurlijk.”

Oliver grijnsde. Hoewel hij niet kon bevatten hoe Esther zo kalm kon zijn over het feit dat ze misschien voorgoed in de verkeerde tijdlijn gevangen zat, deed haar aanwezigheid hem veel goed. Ineens leek alles veel hoopvoller, veel aangenamer met Esther aan zijn zijde.

Ze gingen de trap af, lieten Campbell Junior High achter zich en liepen naast elkaar in de richting van het treinstation. Esthers hand voelde zacht aan in de zijne. Het was zo geruststellend.

Hoewel het een frisse oktoberdag was, voelde Oliver de kou helemaal niet. Alleen al bij Esther in de buurt zijn zorgde ervoor dat hij het warm had. Het was zo goed om haar te zien. Hij had niet gedacht dat dat ooit nog zou gebeuren. Maar hij kon het niet helpen dat hij zich zorgen maakte. Wat nou als ze een waanbeeld was dat elk moment kon verdwijnen? Dus bleef hij steeds naar haar kijken terwijl ze liepen, gewoon om zichzelf ervan te overtuigen dat ze echt was. En elke keer wierp ze hem die lieve, verlegen glimlach toe, en voelde hij weer een golf van warmte door zich heen gaan.

Ze bereikten het treinstation en liepen het perron op. Oliver had nog nooit een treinkaartje gekocht, en de kaartjesmachine zag er behoorlijk intimiderend uit. Maar toen herinnerde hij zichzelf eraan dat hij een bom had ontmanteld. Dan kon hij zeker uitvogelen hoe hij een kaartjesmachine moest bedienen.

Hij kocht twee kaartjes naar Cambridge in Boston en selecteerde een enkele reis, aangezien hij geen idee had of hij ooit nog naar New Jersey zou terugkeren. De gedachte baarde hem zorgen.

De treinreis naar Cambridge zou ruim vier uur duren. Ze zagen de trein aankomen en stapten in, waarna ze een rustige coupé vonden waar ze het zich gemakkelijk konden maken voor de lange reis.

“Hoe gaat het met iedereen op school?” vroeg Oliver. “Ralph? Hazel? Walter? Simon?”

Esther glimlachte. “Het gaat goed met ze. We missen je allemaal, natuurlijk. Vooral Walter. Hij zegt dat switchit gewoon niet hetzelfde is zonder jou.”

Oliver voelde een verdrietige glimlach aan zijn lippen trekken. Hij miste zijn oude vrienden ook heel erg.

“En de school?” vroeg hij. “Is het veilig? Geen aanvallen meer?”

Hij huiverde bij de herinnering aan hoe Lucas de rebelse zieners in hun aanval op de school had geleid. En hoewel hij Lucas in deze tijdlijn te slim af was geweest, had hij het gevoel dat hij nog niet van de oude kwaadaardige man af was.

“Geen aanvallen van vleermuizen met lichtgevende ogen meer,” zei ze met een grijns.

Oliver dacht aan dat afschuwelijke moment tijdens hun date. Ze hadden door de tuinen gewandeld—Esther had hem over haar eigen leven en familie verteld, over hoe ze in de jaren 70 in New Jersey was opgegroeid—toen de aanval hun samenzijn had verstoord.

Oliver realiseerde zich nu dat ze hun gesprek nooit af hadden gemaakt. Hij had daarna geen kans meer gekregen om erachter te komen wie Esther Valentini was voordat ze op de School voor Zieners terecht was gekomen.

“We komen uit dezelfde buurt, of niet?” vroeg hij.

Ze leek verrast dat hij het zich herinnerde. “Ja. Alleen zit er ongeveer dertig jaar tussen.”

“Vind je dat niet vreemd? Om op een plek te zijn die je zo goed kent, maar dan te zien hoe het er in de toekomst uitziet?”

“Sinds ik op de School voor Zieners zit vind ik niks meer vreemd,” antwoordde ze. “Ik maak me eerder zorgen dat ik mezelf tegenkom. Ik weet zeker dat dat het soort situatie is dat ervoor kan zorgen dat de wereld implodeert.”

Oliver dacht daarover na. Hij herinnerde zich hoe de oude Lucas de jonge Lucas had gemanipuleerd om zijn vuile werk voor hem op te knappen. “Ik denk dat het oké is zolang je niet door hebt dat jij het bent, als dat logisch klinkt?”

Ze sloeg haar armen om haar middel heen. “Dat risico neem ik liever niet.”

Oliver zag dat ze serieus werd. Er zat iets in haar ogen dat ze verborgen hield.

“Maar ben je dan niet benieuwd?” vroeg hij. “Wil je je familie niet zien? Jezelf?”

Ineens schudde ze haar hoofd. “Ik heb zeven broers, Oliver. Het enige dat we deden was ruziemaken, voornamelijk omdat ik de freak was. En mam en pap deden maakten alleen maar ruzie over mij, over wat er mis met me was.” Haar stem was laag en doordrongen van melancholie. “Ik ben beter af zonder hen.”

Oliver had medelijden met haar. Hoe afschuwelijk zijn eigen thuissituatie en opvoeding ook waren geweest, hij leefde erg mee met iedereen die het moeilijk had gehad.

Hij dacht aan hoe alle kinderen op de school alleen waren geweest, bij hun families weggehaald om te trainen. Destijds had hij zich afgevraagd waarom geen van hen zich eenzaam leek te voelen of heimwee leek te hebben. Misschien was het omdat geen van hen uit een gelukkige thuissituatie kwam. Misschien waren ze anders dan de rest omdat ze zieners waren. Misschien was dat wat hun ouders wantrouwend maakte en hun thuis ongelukkig.

 

Esther keek ineens naar hem op. “Je echte ouders. Weet je zeker dat ze je zullen accepteren zoals je bent?”

Oliver realiseerde zich dat hij daar niet eens over na had gedacht. Ze hadden hem achtergelaten, of niet? Wat als ze zo bang waren geweest voor hun eigenaardige baby dat ze hem hadden gedumpt en er vandoor waren gegaan?

Maar toen herinnerde hij zich de visioenen waarin zijn ouders hem hadden opgezocht. Ze waren warm. Vriendelijk. Gastvrij. Ze hadden gezegd dat ze van hem hielden en dat ze altijd bij hem waren, dat ze naar hem keken en hem leidden. Hij was er zeker van dat ze blij zouden zijn om met hem herenigd te worden.

Of toch niet?

“Ik weet het zeker,” zei hij. Maar voor het eerst was hij dat niet. Wat als hij niet goed had nagedacht over deze hele zoektocht?

“En wat ga je doen zodra je hen hebt gevonden?” voegde Esther toe.

Oliver dacht daarover na. Er moest een goede reden geweest zijn waarom ze hem als baby hadden achtergelaten. Een reden dat ze hem nooit waren komen zoeken. Een reden waarom ze nu niet in zijn leven waren.

Hij keek Esther aan. “Dat is een goede vraag. Ik weet het eerlijk gezegd niet.”

Er viel weer een stilte. De trein schommelde hen zachtjes heen en weer terwijl ze door het landschap denderden.

Oliver keek uit het raam toen het historische Boston in het zicht kwam. Het zag er fantastisch uit, bijna als uit een film. Hij werd overvallen door een golf van opwinding. Hoewel hij dan niet wist wat hij zou doen als hij zijn echte moeder en vader had gevonden, kon hij niet wachten tot het zover was.

Op dat moment klonk een stem door de luidspreker.

“Volgende halte: Boston.”

HOOFDSTUK ZEVEN

Toen de trein het station binnenreed, voelde Oliver hoe zijn hart een sprongetje maakte. Hij had nog nooit eerder gereisd—de Blues gingen nooit op vakantie—dus het was opwindend om nu in Boston te zijn.

Hij en Esther stapten uit en liepen het drukke station in. Het zag er grandioos uit, met marmeren zuilen en sculpturen. Mensen in zakenpakken liepen luidruchtig telefonerend langs hen heen. Het was allemaal een beetje overweldigend voor Oliver.

“Oké, vanaf hier is het nog twee mijl naar Harvard University,” legde hij uit. “We moeten naar het noorden en de rivier oversteken.”

“Hoe weet je dat?” vroeg Esther. “Zegt je kompas ook welke richting je op moet?”

Oliver grinnikte en schudde zijn hoofd. Hij wees naar een grote, felgekleurde kaart die tegen de wand van het station hing. De kaart liet alle toeristenplekjes zien, inclusief Harvard University.

“Oh,” zei Esther blozend.

Toen ze het station verlieten, deed een zacht herfstbriesje de gevallen bladeren op de stoep opwaaien en was de hemel voorzien van een vleugje goud.

“Het ziet er heel anders uit dan in mijn tijd,” merkte Esther op.

“Echt?” vroeg Oliver, die zich herinnerde dat Esther uit de jaren 70 kwam.

“Ja. Er is meer verkeer. Er zijn meer mensen. Maar de studenten zien er allemaal hetzelfde uit.” Ze grijnsde. “Bruin corduroy is zeker weer in de mode.”

Er liepen inderdaad veel universiteitsstudenten op straat. Ze zagen er doelbewust uit, met hun boeken onder hun armen. Het herinnerde Oliver aan de kinderen op de School voor Zieners, die altijd haast leken te hebben om ergens te komen, met hun serieuze, leergierige gezichten.

“Hoe denk je dat het met de anderen op school gaat?” vroeg hij. “Ik mis ze.”

Hij dacht aan Hazel, Walter en Simon, de vrienden die hij op de School voor Zieners had gemaakt. Maar hij miste Ralph nog het meest van iedereen. Ralph Black kwam voor Oliver het dichtst in de buurt van een beste vriend.

“Ik weet zeker dat het prima met ze gaat,” antwoordde Esther. “Ze zullen het wel druk hebben. Dokter Ziblat begon net met haar lessen astrale projectie toen ik vertrok.”

Olivers ogen werden groot. “Astrale projectie? Jammer dat ik dat moet missen.”

“Vind ik ook.”

Oliver hoorde iets van melancholie in Esthers stem. Weer vroeg hij zich af wat Esther ertoe gedreven had hem hierheen te volgen. Hij had het gevoel dat er meer achter zat, iets dat ze hem niet vertelde.

Ze bereikten de brug die over de Charles rivier leidde. Daar bruiste het van de universiteitsstudenten. In het water onder hen zagen ze roeiboten, kano’s en kajaks. Het leek een hele levendige plek.

Ze liepen de brug op.

“Is je kompas nog veranderd?” vroeg Esther.

Oliver keek. “Nee. Het laat nog steeds dezelfde vier symbolen zien.”

Esther stak haar hand uit en Oliver gaf haar het kompas. Verwonderd bestudeerde ze het. “Ik vraag me af wat het is. Waar het vandaan komt. Het verbaast me dat Armando het niet wist, aangezien hij een uitvinder is.”

“Ik denk dat het ziener technologie is,” zei Oliver. “Ik bedoel, alleen het universum kent de tijdlijnen en kan iemand erdoor leiden, dus dat moet wel.”

Esther gaf het kompas weer terug aan Oliver, die het zorgvuldig in zijn zak stopte.

“Ik vraag me af of Professor Nightingale het weet,” zei ze. “Je zei dat hij een ziener was, toch?”

Oliver knikte. Hij was nieuwsgierig naar het kompas en nog nieuwsgieriger naar Professor Nightingale.

“Denk je dat hij iets over je ouders weet?” vroeg Esther.

Oliver voelde een brok in zijn keel. Hij slikte. “Ik wil geen valse hoop hebben. Maar alle aanwijzingen leiden me hierheen. Dus ik ben optimistisch.”

Esther glimlachte. “Goed zo.”

Ze bereikten het einde van de brug en vervolgden hun pad over de hoofdweg. Er was veel verkeer, dus ze namen een van de vele zijsteegjes die er parallel aan liepen.

Ze waren pas halverwege door de steeg toen Oliver een groepje jongens opmerkte. Ze waren iets ouder dan hij en Esther en hingen rond in de schaduwen. Hij voelde een steek van gevaar.

Toen hij en Esther dichterbij kwamen, keken de jongens ineens op. Ze begonnen elkaar aan te stoten en te fluisteren. Het was duidelijk dat ze het over Oliver en Esther hadden. Hun gemene blikken lieten zien dat ze niet bepaald vriendelijk waren.

“Uh-oh, problemen,” zei Esther, die hen ook in de gaten had.

Oliver dacht aan de pestkoppen op Campbell Junior High, die hij een lesje had geleerd. Hij voelde zich bij lange na niet zo ontmoedigd om de kinderen te benaderen als hij eerder zou zijn geweest. Maar hij voelde dat Esther dichterbij hem kwam lopen. Ze leek geïntimideerd.

“Mooie overall!” sneerde een van de jongens.

De anderen begonnen te lachen.

“Wat ben jij?” zei de volgende. “Een schoorsteenveger ofzo?”

Oliver keek hen niet aan. Hij versnelde zijn pas. Naast hem deed Esther hetzelfde.

“Hey!” riep de eerste jongen. “Ik praat tegen je!”

Ineens werden ze door de groep omsingeld. Er waren in totaal vijf jongens, en ze vormden een cirkel om Oliver en Esther heen. Esther zag er zeer gestrest uit.

“Alsjeblieft,” fluisterde ze naar Oliver. “Niet vechten. Ik denk niet dat mijn schild sterk genoeg is voor vijf jongens.”

Maar Oliver was kalm. Hij had gezien hoe sterk Esther was. En hij had ook zijn eigen krachten. Als ze samen waren kon niemand hen kwaad doen. Geen sterveling, in elk geval.

Oliver hield zijn hoofd hoog. “Sorry hoor,” zei hij beleefd. “Morgen we erdoor, alsjeblieft?”

De langste jongen van het groepje vouwde zijn armen voor zijn lichaam. “Niet tot je je zakken hebt leeggemaakt. Kom op.” Hij stak zijn hand uit. “Mobiel. Portemonnee. Geef op.”

Oliver liet zich niet kennen. Hij sprak met een koele, vastberaden stem. “Ik heb geen mobiel of portemonnee. En zelfs als ik die wel had, dan zou ik ze niet aan jou geven.”

Oliver hoorde Esthers stem fluisteren. “Oliver. Niet provoceren.”

De jongen lachte. “Oh echt? Dan moet ik ze zelf maar pakken.”

Hij kwam op Oliver af.

“Dat zou ik niet doen,” zei Oliver.

Onmiddellijk creëerde Esther een van haar schilden, waardoor er een barrière om hen heen ontstond. De jongen klapte er tegenop. Hij zag er verward uit. Hij probeerde het nog een keer. Maar de ondoordringbare barrière was als kogelvrij glas en hield hem tegen.

“Waar wacht je nog op, Larry?” riep de derde jongen uitdagend. “Pak hem!”

“Dat kan ik niet,” stamelde Larry, die er steeds verwarder uit zag. “Er zit iets de weg.”

“Waar heb je het over?” vroeg de vierde jongen.

Ook hij wierp zichzelf naar voren. Maar hij botste tegen Esthers barrière en kreunde van de pijn.

Oliver keek naar Esther. Ze deed het geweldig, maar hij zag aan haar gezicht hoeveel moeite het haar kostte om de barrière in stand te houden. Hij moest iets doen om haar te helpen.

Oliver trok zich terug in zijn geest en visualiseerde hoe de wind door de herfstbladeren waaide en in tornado’s veranderde. Toen duwde hij het beeld naar buiten.

Meteen begonnen de gevallen bladeren te wervelen. Windzuilen rezen de lucht in en veranderden in tornado’s. Oliver creëerde er vijf, voor elke jongen één.

“Wat gebeurt er!” riep Larry, wiens haar alle kanten op werd geblazen.

Oliver concentreerde zich. Hij versterkte de wind met zijn geest en duwde naar buiten toe.

Onmiddellijk sloegen de bladeren om de jongens heen. Ze probeerden ze weg te slaan en sloegen met hun armen alsof ze door een zwerm van bijen werden aangevallen, maar het was zinloos. Olivers tornado’s waren veel te sterk voor hen.

Ze draaiden zich om en zetten het op een rennen. Het waaide zo hard dat ze meer dan één keer struikelden.

Oliver pakte Esthers hand. Ze giechelde.

“Kom mee. Laten we een andere route nemen.”

HOOFDSTUK ACHT

Harvard University was een indrukwekkende plek. De architectuur was schitterend, met veel hoge gebouwen en torens van rode bakstenen. Er was een grote groene tuin, omgeven door cafés, bars en boekenwinkels.

“Hoe gaan we Professor Nightingale vinden?” vroeg Esther. “Het is hier enorm groot!”

Oliver pakte het boek dat juffrouw Belfry hem gegeven had. Hij zocht naar de biografie van Professor Nightingale en las hardop voor.

“Professor H. Nightingale is werkzaam op de Natuurkunde Afdeling van Harvard University, waar hij samen met een klein team van briljante PhD studenten experimenten uitvoert in het historische Farnworth Laboratorium van het Wetenschapscentrum.”

Esther wees naar een gebouw aan de andere kant van de tuin. “Daar. Dat is het Wetenschapscentrum.”

Oliver stopte het boek in zijn tas. Ze haastten zich over het gras en gingen de treden naar het gebouw op. Bovenaan de trap stond een beveiliger.

“Bezoekers ID?” zei hij bruusk terwijl hij zijn hand uitstak.

“Bezoekers ID?” herhaalde Oliver. Hij begon in de zak van zijn overall te voelen. “Oh… hmmm. Waar heb ik die nu gelaten?”

“Hier!” zei Esther ineens.

Oliver zag hoe ze iets uit haar zak haalde en het aan de beveiliger overhandigde. Hij besefte dat ze haar gaven moest hebben gebruikt om iets in haar zak te veranderen zodat het op een pasje leek. Hij hoopte dat het overtuigend genoeg zou zijn.

Maar de beveiliger leek niet onder de indruk toen hij het pasje bekeek. Hij gaf het aan haar terug.

“Een echte, mevrouwtje,” zei hij. Hij klonk behoorlijk verveeld, alsof een stel kinderen dat probeerde een laboratorium binnen te komen weinig meer voor hem was dan een ongemak. “Niet dat neppe pasje.”

Oliver pijnigde zijn hersenen. Esthers poging om een geloofwaardig uitziende identiteitskaart te maken was mislukt. Hij moest een ander plan bedenken.

Hij keek om zich heen voor inspiratie en zag een afvalbak aan de andere kant van de trap staan. Snel gebruikte hij zijn krachten om er rook vanaf te laten komen.

“Oh nee! Ik geloof dat die afvalbak in de fik staat!” riep hij.

De beveiliger rende er snel heen. Oliver en Esther grepen hun kans en glipten het gebouw in.

“Goed bedacht,” zei Esther terwijl ze zich door de gang haastten.

Binnen was het als een doolhof. Het herinnerde Oliver eerder aan een ziekenhuis dan aan een laboratorium, afgezien van de vreemde chemische geur, natuurlijk.

Ze stopten bij een bord dat liet zien op welke verdieping de verschillende disciplines te vinden waren.

 

“Natuurkunde Afdeling,” zei Oliver wijzend. “Bovenste verdieping.”

Ze gingen de trap op. Voor hen strekte zich een lange gang uit. Op elke deur waren gouden plaquettes met de namen van professors en docenten bevestigd. Ze liepen door de gang terwijl ze de namen lazen.

“Hier zit hij,” zei Esther.

Oliver draaide zich om en zag haar bij een deur staan. Professor H. Nightingale. Zijn hart begon sneller te kloppen. Stond hij op het punt om antwoorden op zijn vragen te krijgen?

Oliver slikte zijn zenuwen weg en klopte op de deur.

Er gebeurde niets. Het bleef stil. Hij probeerde het nog een keer.

Weer geen antwoord. Oliver keek naar Esther. Ze haalde haar schouders op en probeerde brutaal de deurknop.

“Hij zit niet op slot,” zei ze tegen hem.

Ze duwde tegen de deur, die helemaal openzwaaide. De kamer was leeg.

Oliver snakte naar adem. “Oh nee. Hij is hier niet meer.” Hij werd overspoeld door teleurstelling en kreeg een afschuwelijk gevoel in zijn maag.

“Maak je geen zorgen,” zei Esther. “We vinden hem wel.”

In de gang achter hen liep een professor voorbij. Esther draaide zich om.

“Excuseert u mij. Weet u misschien waar we Professor Nightingale kunnen vinden?” Ze wees naar de plaquette op de deur.

De man vertraagde zijn pas niet eens. Maar hij gaf wel antwoord terwijl hij een blik over zijn schouders wierp. “Nightingale? Die werkt hier al jaren niet meer. Niet sinds hij eruit werd getrapt.”

Бесплатный фрагмент закончился. Хотите читать дальше?
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»