De bol van Kandra

Текст
0
Отзывы
Читать фрагмент
Отметить прочитанной
Как читать книгу после покупки
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK TWEE

Malcolm Malice spande zijn kruisboog. Hij zette zich schrap. Toen liet hij los.

De pijl zoefde met de snelheid van het licht door de lucht en boorde zich door de roos. Een perfect schot. Malcolm grijnsde.

“Goed werk, Malcolm,” zei Coach Royce. “Ik had niet minder verwacht van mijn beste leerling.”

Gevuld met trots gaf Malcolm hem de kruisboog terug. Hij ging weer naast de rest van zijn klasgenoten staan, die hem met jaloerse ogen aankeken.

“Beste leerling,” mompelde iemand spottend.

Er werd gegrinnikt.

Malcolm negeerde hen. Hij had belangrijkere zaken aan zijn hoofd. Hij zat nog maar een paar maanden op Obsidians maar hij had al een grote voorsprong op de kinderen die er al jaren zaten. Hij was een machtige ziener. Atomisch—de sterkste, met een zeldzame mix van kobalt en broom.

Wat maakte het uit als de andere kinderen niet met hem om wilden gaan? Voordat hij hierheen was gekomen had hij ook geen vrienden gehad. Het maakte Malcolm niet veel uit als het zo bleef. Hij was hier niet om vrienden te maken. Hij was hier om uit te blinken, om de beste ziener te worden die hij kon zijn, zodat als de tijd kwam hij die Amethyst losers kon verpletteren.

Ineens voelde hij iets tegen de achterkant van zijn hoofd prikken. Instinctief bracht hij zijn hand er naartoe. Toen hij keek, zag hij een dode bij in zijn handpalm liggen.

Iemand had zijn krachten op hem gebruikt. Hij draaide zich met een ruk om, zoekend naar de schuldige. Candice deed nauwelijks moeite om haar grijns te verbergen.

Malcolm kneep zijn ogen samen. “Dat was jij.”

“Het was maar een bijenprikje,” antwoordde ze lieflijk.

“Ik weet dat jij het was. Jij hebt een biologisch specialisme. Als iemand het gedaan heeft, was jij het.”

Candice haalde onschuldig haar schouders op.

Coach Royce klapte hard in zijn handen. “Malcolm Malice. Ogen naar voren. Dat het jou zo makkelijk afgaat betekent niet dat je kan lopen kloten terwijl je medeleerlingen een poging wagen. Toon wat respect.”

Malcolm beet op zijn wang. Het onrecht stak net zo hard als de bij had gedaan.

Malcolm probeerde zich op zijn klasgenoten te focussen terwijl ze om de beurt oefenden met richten. Het was een normale, sombere dag op Obsidians. Er hing een lichte mist in de lucht. Het grote speelveld strekte zich uit tot aan het imposante landhuis waar Meesteres Obsidians School voor Zieners was gevestigd.

Candice was aan de beurt. De pijl vloog over het doelwit heen en Malcolm kon het niet helpen dat hij moest glimlachen.

“Dit is precies het soort vaardigheid dat je moet perfectioneren,” riep Coach Royce. “Als het aankomt op het vechten tegen de Amethyst zieners, is het dit soort meesterschap dat hen kan verslaan. Ze zijn zo gefocust op hun ziener specialismen dat ze traditionele wapens vergeten.”

Malcolms glimlach werd breder. Alleen al de gedachte aan het verslaan van de onnozele zieners op de school van Professor Amethyst verheugde hem. Hij kon niet wachten tot de dag dat hij eindelijk oog-in-oog stond met die losers. Dan zou hij hen eens laten zien wie er de baas was. Hen laten zien waarom Obsidians de betere school was. Waarom zij de enige echte school voor zieners waren.

Op dat moment zag Malcolm een aantal tweedejaars het speelveld op lopen, hockeysticks in hun hand. Natasha Armstrong was er ook bij. Ze zat net als hij altijd bij de privé studiesessies in de bibliotheek, de lessen voor hoogbegaafde leerlingen zoals hij. Hoewel hij met zijn twaalf jaar de jongste was, waren de anderen aardig tegen hem. Vooral Natasha. Zij pestte hem niet omdat hij slim was. En ze deelde zijn haat jegens Professor Amethyst.

Natasha zag hem en zwaaide. Ze kreeg die mooie kuiltjes in haar wangen. Malcolm zwaaide terug en voelde zijn eigen wangen warm worden.

Toen hoorde Malcolm de fluwelen stem van Candice in zijn oor fluisteren. “Aw, kijk. Malcolm is verliefd.”

Malcolm bleef voor zich uit kijken en negeerde haar opmerking. Candice was alleen maar gemeen tegen hem omdat hij haar avances had afgewezen. Haar wrevel kwam voort uit jaloezie—dat een ouder meisje, een meisje zo mooi en getalenteerd als Natasha Armstrong, in hem geïnteresseerd kon zijn.

Terwijl de andere klas begon met hun hockeytraining, ging Malcolms blik naar het torentje op het enorme, indrukwekkende Victoriaanse landhuis van Obsidians School. Hij kon nog net het silhouet van Meesteres Obsidian onderscheiden, die bij het raam stond. Ze keek neer op haar studenten. Toen fixeerde ze haar blik op hem.

Hij glimlachte. Hij wist dat ze hem in de gaten hield. Ze had hém persoonlijk uitgekozen voor een speciale missie. Morgen had hij een bespreking met Meesteres Obsidian zelf. Morgen zou ze hem alle details van zijn speciale missie vertellen. Tot die tijd kon hij de pestkoppen en het getreiter wel tolereren. Want spoedig zou hij hun held zijn. Spoedig zou iedere ziener in elke tijdlijn de naam Malcolm Malice kennen. Hij zou in alle geschiedenisboeken komen te staan.

Spoedig zou hij in het hele universum bekend staan als degene die de School voor Zieners voor eens en altijd vernietigd had.

HOOFDSTUK DRIE

Opluchting stroomde door Olivers lichaam. Armando kon zich hem toch nog herinneren. Ondanks alles dat hij had gedaan om deze tijdlijn te veranderen, was zijn held toch niet vergeten wie hij was.

“Je… je herinnert je mij?” stamelde Oliver.

Armando liep naar hem toe. Zijn rug was rechter, zijn kin hoger. Hij was beter gekleed; hij straalde zelfverzekerdheid uit in zijn donkere broek en shirt. Dit was niet dezelfde Armando die Oliver onderdak had geboden tijdens de nacht van de storm; de in elkaar gedoken, versleten, geheimzinnige man die tientallen jaren als pias geleefd. Dit was een man die zijn hoofd trots hoog hield.

Hij klopte op Olivers schouder. “Ik herinner me dat je mij jaren geleden, in 1944, vertelde dat alles over zeventig jaar op zijn plek zou vallen. En dat doet het nu. Lucas doet al jaren dingen achter mijn rug om.” Hij keek weg met een gepijnigde blik in zijn ogen. “Ik kan niet geloven dat hij mij dood wilde.”

Oliver voelde een steek van verdriet. Armando had Lucas vertrouwd en Lucas had hem op de meest afschuwelijke manier verraden.

“Maar dat ligt nu in het verleden,” zei Armando. “Dankzij jou.”

Oliver werd overspoeld door trots. Toen herinnerde hij zich zijn gesprek met Professor Amethyst. Het was nog niet voorbij. Er was nog meer te doen. Het werk van een ziener ging altijd door. En zijn lotsbestemming was verweven met die van Armando. Hij wist alleen niet op wat voor manier.

De gedachte aan Professor Amethyst deed Oliver pijn. Zijn vingers gingen naar het amulet. Het was ijskoud. Teruggaan naar de School voor Zieners was nu geen optie. Hij zou waarschijnlijk nooit meer terugkeren. Hij zou zijn vrienden nooit meer zien: Walter, Simon, Hazel, Ralph en Ester. Hij zou nooit meer switchit spelen of door de gangen lopen die door de kapokboom werden ondersteund.

Armando glimlachte vriendelijk naar hem. “Aangezien we elkaar technisch gezien nooit hebben ontmoet, moet ik mezelf misschien maar voorstellen. Ik ben Armando Illstrom, van Illstroms Uitvindingen.”

Oliver schrok op uit zijn sombere gemijmer. Hij schudde Armando’s hand en voelde een warmte door zijn hele lichaam gaan.

“Ik ben Oliver Blue. Van…”

Hij zweeg. Waar hoorde hij nu bij? Niet de School voor Zieners. En ook niet de fabriek in deze nieuwe realiteit waar hij en Armando elkaar nooit hadden ontmoet. En zeker niet thuis in New Jersey bij de Blues, waarvan hij nu wist dat ze niet zijn echte ouders waren.

Somber voegde hij toe, “Eigenlijk weet ik niet waar ik nu thuishoor.”

Hij keek op naar Armando.

“Misschien is dat je ware missie, Oliver Blue?” zei Armando met een zachte maar zelfverzekerde stem. “Om je plek in deze wereld te vinden?”

Oliver liet Armando’s woorden even bezinken. Hij dacht aan zijn echte ouders, de man en vrouw die hij zag in zijn visioenen en dromen. Hij wilde hen vinden.

Maar hij was verward.

“Ik dacht dat het mijn missie was om terug te keren en jou te redden,” zei hij.

Armando glimlachte.

“Missies hebben meerdere lagen,” antwoordde hij. “Mij redden en erachter komen wie je echt bent—die twee sluiten elkaar niet uit. Tenslotte is het je identiteit die je in de eerste instantie naar mij heeft geleid.”

Oliver dacht daarover na. Misschien had hij gelijk. Misschien was zijn terugkeer in de tijd niet zo simpel als één missie; misschien was het voorbestemd om meerdere redenen.

“Maar ik weet niet eens waar ik moet beginnen,” gaf Oliver toe.

Armando tikte op zijn kin. Toen lichtten zijn ogen ineens op.

Hij haastte zich naar een van zijn vele bureaus en knipte met zijn vingers. “Natuurlijk, natuurlijk, natuurlijk.”

Oliver was verbaasd. Nieuwsgierig keek hij toe hoe Armando door een la rommelde. Toen rechtte hij zijn rug en wendde hij zich tot Oliver.

“Hier.”

Hij liep naar hem toe en legde een rond bronzen object in Olivers handen. Oliver bestudeerde het. Het zag er eeuwenoud uit.

“Een kompas?” vroeg hij fronsend.

Armando schudde zijn hoofd. “Zo ziet het eruit, ja. Maar het is veel meer dan dat. Een uitvinding die ik nooit heb kunnen ontcijferen.”

Oliver staarde vol bewondering naar de vele wijzers en vreemde symbolen op het oppervlak. “Waarom heb je het dan in je bezit?”

“Het is op de trap van mijn fabriek achtergelaten,” zei Armando. “Er zat geen briefje bij dat verklaarde waar het vandaan kwam. Mijn naam stond op het pakket, maar ik besef nu dat ik niet de beoogde ontvanger was. Kijk eens op de andere kant.”

 

Oliver draaide het kompas om. Daar, in het brons gegraveerd, stonden de letters O.B.

Oliver snakte naar adem en liet het kompas bijna vallen. Toen ontmoette zijn blik die van Armando.

“Mijn initialen?” zei hij. “Hoe? Waarom? Wie zou jou iets sturen dat bedoeld is voor mij?”

Armando haalde diep adem. “Ik was voorbestemd om een gids voor een ziener te zijn, Oliver. Voor jou. Ik dacht eerst dat het Lucas was. Maar toen jij in 1944 arriveerde en me je gaven liet zien, besefte ik dat ik het mis had. Daarna was ik voorzichtig. Ik wachtte tot er een ziener naar me toe zou komen. Oliver, dit kompas is elf jaar geleden voor mijn deur achtergelaten. Op de eerste van december.”

Oliver snakte naar adem. “Dat is mijn verjaardag.”

Armando deed er nog een schepje bovenop. “Ik geloof nu dat dit door je ouders is achtergelaten.”

Oliver had het gevoel dat iemand hem in zijn maag had gestompt. Hij kon het niet geloven. Hield hij echt een klein stukje van zijn ouders in zijn handen? Iets dat van hen was geweest, iets dat ze naar Armando hadden gestuurd om te bewaren?

“Mijn ouders?” fluisterde hij.

Het was zonder twijfel een teken. Een geschenk van het universum.

“Waarom ben je er zo zeker van dat het van hen komt?” vroeg Oliver.

“Kijk naar de wijzerplaten,” zei Armando tegen hem.

Oliver keek. Hij zag dat er tussen een stuk of tien wijzers, slechts één was die direct naar een symbool wees. Het symbool deed Oliver denken aan Egyptische hiërogliefen, in gekraste zwarte lijnen. Maar het was duidelijk wat het moest verbeelden. Een man en een vrouw.

Oliver wist het nu zeker. Dit was ongetwijfeld een teken.

“Wat weet je nog meer?” wilde hij van Armando weten. “Heb je gezien dat ze het pakket achterlieten? Hebben ze iets gezegd? Iets over mij?”

Armando schudde somber zijn hoofd. “Ik ben bang dat ik verder niets weet, Oliver. Maar misschien zal dit je helpen bij je zoektocht naar waar je echt thuishoort.”

Olivers blik viel weer op het kompas. Het was zo vreemd, bedekt met symbolen en wijzerplaten. Hij had dan wel geen idee van hoe hij het moest ontcijferen, maar hij wist dat het belangrijk was. Dat het op de een of andere manier onderdeel was van zijn missie om zijn ouders te vinden. Om erachter te komen wie hij was en waar hij vandaan kwam. Het feit dat hij nu een stukje van hen in zijn handen had, gaf hem de kracht om te zoeken.

Op dat moment zag hij dat een van de wijzers bewoog. Nu zweefde de wijzer boven drie kronkelende lijnen die Oliver aan water deden denken. Hij wreef met zijn duim over het symbool. Tot zijn verrassing zag hij dat het symbool onder het stof gekleurd was. De waterlijnen waren ingekleurd met het meest levendige, briljante blauw.

“Ik weet waar ik moet beginnen,” zei Oliver besluitvaardig.

Blue. De Blues. Zijn zogenaamde ouders. De man en vrouw die hem als hun eigen zoon hadden opgevoed. Als iemand antwoorden had over waar hij vandaan kwam, dan waren zij het wel.

En trouwens, hij had nog een rekening te vereffenen.

Het was hoog tijd om Chris eindelijk op zijn plek te zetten.

HOOFDSTUK VIER

Op die donkere, stormachtige avond verliet Oliver de fabriek en vervolgde hij zijn reis door de straten van New Jersey. Puin van de storm lag verspreid over de stoep en het waaide nog altijd behoorlijk.

Terwijl hij liep zag Oliver tot zijn verbazing dat hoewel de gebouwen, de wegen en de straten hetzelfde waren, niets eruitzag zoals voorheen. Het hele gebied was veranderd. Het zag er nieuwer uit, schoner, welvarender. De voortuinen, die voorheen gekenmerkt waren geweest door kapotte wasmachines en afgetrapte auto’s, waren nu voorzien van struiken en bloembedden. Er zaten geen kuilen in het asfalt en er stonden geen roestige, in de steek gelaten fietsen tegen de lantaarnpalen.

Oliver besefte dat het feit dat Illstroms Uitvindingen niet was gesloten, betekende dat veel van de lokale inwoners nog steeds werk hadden. Het domino-effect van zijn daden in het verleden leek zich tot ver in de toekomst uit te strekken. Oliver voelde zich een beetje overweldigd door de enorme verantwoordelijkheden die hij als ziener had. Slechts één verandering in het verleden leek alles in de toekomst te beïnvloeden. Maar hij voelde zich ook trots omdat de dingen in de positieve zin waren veranderd.

Oliver wachtte bij de bushalte, waar het voorheen zo roestige bordje nu glom. De bus kwam en hij klom naar binnen. In deze bus rook het niet naar uien en vette friet, zoals in zijn oude tijdlijn. Hij rook wel de geuren van aftershave en poetsmiddel die waren blijven hangen.

“Ben jij niet een beetje jong om zo laat nog buiten te zijn?” vroeg de bestuurder.

Oliver overhandigde hem wat geld voor de rit. “Ik ben nu op weg naar huis.”

De bestuurder keek bezorgd toen Oliver ging zitten.

Zelfs de buschauffeurs zijn aardiger dan in mijn oude tijdlijn! dacht Oliver.

Terwijl de bus optrok, probeerde Oliver zich te herinneren naar welke tijd hij terugkeerde. Voor zover meneer en mevrouw Blue wisten, was Oliver niet van school thuisgekomen tijdens de storm. Het was zo’n vreemde gewaarwording. Oliver had een heel avontuur gehad. Hij was teruggegaan in de tijd en had oog in oog gestaan met Hitler, een krankzinnig spel gespeeld op de rug van een genetisch gemanipuleerd wezen uit het jaar 3000, en vrienden gemaakt met kinderen uit allerlei verschillende tijdperken. En bovenal was hij erachter gekomen dat hij een moeder en vader had, een echte moeder en vader, niet de gemene Blues. Zíj wisten niet beter dan dat Oliver niet thuis was gekomen in de storm, en hij betwijfelde of ze zelfs maar opgelucht zouden zijn als hij heelhuids terugkeerde. Ze zouden waarschijnlijk alleen maar klagen dat hij hen zo bezorgd had gemaakt.

Terwijl de bus voorthobbelde, haalde Oliver het geschenk van Armando uit zijn zak. Hij keek er vol bewondering naar. Het koper was verkleurd en kon wel een goede poetsbeurt gebruiken. Maar verder was het een uitzonderlijk instrument. Er zaten allerlei pijlen en wijzers op en zeker honderd verschillende symbolen. Verwonderd probeerde Oliver zich zijn ouders met het kompas voor te stellen. Waar hadden zij het voor gebruikt? En waarom hadden ze het naar Armando gestuurd?

Op dat moment drong het tot Oliver door dat hij bij zijn halte was. Hij sprong op en luidde de bel, waarna hij naar voren liep. De chauffeur stopte aan de kant van de weg en liet hem uitstappen.

“Voorzichtig, jongen,” zei hij. “De storm kan elk moment weer opsteken.”

“Ik zal opletten, dank u wel,” zei Oliver. “Mijn huis is vlakbij.”

Hij sprong uit de bus. Maar wat hij toen zag benam hem de adem. Dit was helemaal niet wat hij verwacht had. De ooit zo verloederde buurt zag er veel mooier uit dan toen hij was vertrokken. Het zag er niet uit als het soort plek dat zijn ouders zich konden veroorloven. Ineens werd hij overvallen door de angst dat dit misschien niet langer zijn thuis was.

Snel haalde hij het kompas tevoorschijn. De wijzers wezen nog steeds naar het geschetste symbool van een man en een vrouw, en naar de golvende blauwe lijnen. Als hij het juist interpreteerde, dan zat hij hier goed. Dit was nog altijd zijn thuis.

Met een bonkend hart deed Oliver het tuinhek open en liep naar de voordeur. Hij probeerde zijn sleutel en was opgelucht toen hij merkte dat deze in het slot paste. Hij draaide hem om en liep naar binnen. Het was heel donker in het huis en heel stil. Het enige dat Oliver hoorde was het tikken van een klok in de verte, en een zacht gesnurk. Hij realiseerde zich dat het nacht was, dus iedereen sliep.

Maar toen hij de woonkamer in liep, trof hij tot zijn schrik zijn ouders aan. Ze zaten met bleke gezichten op de bank. Ze zagen er gehavend uit, alsof ze niet eens een poging hadden gedaan om naar bed te gaan.

Moeder sprong overeind. “Oliver!” riep ze.

Vader liet de telefoon uit zijn handen vallen. Hij keek naar Oliver alsof hij een geest zag.

“Waar ben je geweest?” wilde moeder weten. “En wat heb je aan?”

Oliver had geen verklaring voor de blauwe werkoverall. Maar dat maakte niet uit, want hij kreeg geen kans om iets te zeggen. Vader vuurde een tirade af.

“We waren doodongerust! We hebben alle ziekenhuizen gebeld! Het schoolhoofd op Campbell Junior High! We hebben zelfs de pers ingelicht!”

Oliver vouwde zijn armen voor zijn lichaam. Hij herinnerde zich het krantenartikel waarin ze om financiële steun hadden verzocht. Dat was in een andere tijdlijn gebeurd, maar dat betekende niet dat dat in deze tijdlijn niet ook zou gebeuren, als Oliver vanavond niet thuis was gekomen.

“Natuurlijk hebben jullie dat,” zei hij wrang.

“Waarom zat je niet in de schoolbus?” wilde moeder weten. “Chris was wel op tijd. Waarom jij niet?”

“Ik denk dat ik het wel weet,” kwam vader tussenbeide. “Oliver zat zo ver met zijn hoofd in de wolken dat hij er niet eens aan heeft gedacht. Je weet toch hoe hij is? Altijd aan het dagdromen.” Hij zuchtte diep. “Ik moet morgenochtend de school bellen om onze excuses aan te bieden. Heb je enig idee hoe gênant dat zal zijn voor mij?”

Moeder schudde verontwaardigd haar hoofd. “Waar heb je uitgehangen? Was je op straat? Heb je het niet koud?” Toen vouwde ze haar armen samen en snoof. “Eigenlijk hoop ik dat je het koud hebt. Misschien dat je dan je lesje eens leert.”

Oliver luisterde zwijgend naar de preek van zijn ouders. Voor het eerst gingen hun woorden het ene oor in en het andere uit. Hun kwade gezichten deden hem niet langer beven. Hun wrede woorden deden hem geen pijn meer.

Oliver besefte hoe veel hij was veranderd. Hoe veel de School voor Zieners hem veranderd had, om nog naar niet te spreken van de ontdekking dat de Blues niet zijn echte familie waren. Het was alsof het worden van een ziener een onzichtbaar kogelvrij vest om zijn schouders had gehangen, alsof niets hem nu nog pijn kon doen.

Hij stond zelfverzekerd voor hen en wachtte geduldig tot ze uitgeraasd waren.

Maar voor hij de kans kreeg om zijn zegje te doen, hoorde hij stampende voetstappen de trap af komen. En daar was Chris.

“Wat doe jij hier?” bulderde hij. “Ik dacht dat je was gestorven in de storm.”

“Chris!” riep vader verontwaardigd.

Even dacht Oliver dat zijn ouders het misschien voor hem op zouden nemen. Dat ze tegen hun pestkop van een zoon in zouden gaan. Maar natuurlijk deden ze dat niet.

Oliver vouwde zijn armen over elkaar. Hij was niet meer bang voor Chris. Zijn hartslag was niet eens versneld.

“Ik verstopte me. Voor jou. Weet je nog dat je achter me aan kwam met je vrienden? Dat je dreigde om me in elkaar te slaan?”

Chris trok een ongelovige blik. “Dat heb ik niet gedaan! Je bent een leugenaar!”

Moeder begroef haar gezicht in haar handen. Ze haatte ruzie, maar ze deed nooit iets om het tegen te houden.

Oliver schudde alleen zijn hoofd. “Het kan me niet schelen dat je me een leugenaar noemt. Ik ken de waarheid, en jij ook.” Hij vouwde zijn armen over elkaar. “En trouwens, dat doet er allemaal niet toe. Ik ben teruggekomen om jullie te vertellen dat ik vertrek.”

Moeder keek op. “Wat?”

Vader keek Oliver ontzet aan. “Vertrek? Je bent elf jaar oud! Waar wilde je heen gaan?”

Oliver haalde zijn schouders op. “Dat weet ik nog niet. Maar ik weet wel dat jullie niet mijn echte ouders zijn.”

Iedereen snakte naar adem. Chris’ mond viel open. Het werd stil in de kamer.

“Waar heb je het over?” riep moeder. “Natuurlijk zijn we dat.”

Oliver kneep zijn ogen samen. “Nee. Dat zijn jullie niet. Jullie liegen. Wie zijn ze? Mijn echte moeder en vader. Wat is er met hen gebeurd?”

Zijn moeder keek alsof ze betrapt was. Haar ogen schoten door de kamer, alsof ze naar een uitweg zocht.

“Goed dan,” flapte ze eruit. “We hebben je geadopteerd.”

Oliver knikte langzaam. Hij had gedacht dat het moeilijk zou zijn om haar woorden te horen, maar het was een opluchting om nog meer bevestiging te krijgen dat de twee mensen uit zijn visioen zijn ouders waren, niet deze afschuwelijke mensen. Dat Chris ook niet zijn echte broer was. De grote pestkop zag eruit alsof hij op het punt stond om flauw te vallen.

 

Moeder ging verder. “We weten niets over je echte ouders, oké? Daar hebben we geen informatie over gekregen.”

Oliver voelde de moed in zijn schoenen zakken. Hij had gehoopt dat ze een stukje van de puzzel van zijn identiteit zouden kunnen verstrekken. Maar ze wisten niets.

“Niets?” vroeg hij somber. “Zelfs niet hun namen?”

Vader deed een stap naar voren. “Niet hun namen, niet hun leeftijden, niet hun banen. Adoptieouders krijgen dat soort dingen niet te weten. Het is een kwestie van geluk, weet je! Voor hetzelfde geld ben je het kind van een crimineel. Een gestoorde.”

Oliver keek hem dreigend aan. Hij was er zeker van dat zijn ouders geen van beide waren, maar meneer Blue gedroeg zich afschuwelijk. “Waarom hebben jullie me eigenlijk geadopteerd?”

“Dat heb je aan je moeder te danken,” snoof vader. “Zij wilde een tweede. Ik heb geen idee waarom.”

Hij liet zich naast moeder op de bank zakken. Oliver staarde naar hen. Het voelde alsof hij een stomp in zijn maag had gekregen. “Jullie wilden me eigenlijk helemaal niet, of wel? Dat is waarom jullie me zo slecht behandelden.”

“Je zou dankbaar moeten zijn,” mompelde vader, die zijn blik ontweek. “De meeste kinderen raken kwijt in het systeem.”

“Dankbaar?” zei Oliver. “Dankbaar dat jullie me nauwelijks te eten gaven? Me nooit nieuwe kleren of speelgoed hebben gegeven? Dankbaar voor een matras in een alkoof?”

“Wij zijn niet de slechteriken,” verklaarde moeder. “Je echte ouders hebben je in de steek gelaten! Reageer je maar op hen af, niet op ons.”

Oliver luisterde zonder te reageren. Of zijn echte ouders hem daadwerkelijk in de steek hadden gelaten of niet, hij had toch geen bewijs. Dat was een mysterie voor een andere dag. Voor nu zou hij moeders woorden met een korreltje zout nemen.

“De waarheid is er nu elk geval uit,” zei Oliver.

Chris’ mond klapte eindelijk dicht. “Jullie willen beweren dat die snotneus toch niet mijn broer is?”

“Chris!” berispte zijn moeder hem.

“Zo kun je niet praten,” voegde vader toe.

Oliver grijnsde alleen. “Oh ja, Christopher John Blue. Aangezien we toch de waarheid boven water aan het halen zijn. Jullie lieve zoon—jullie echte, biologische zoon—is een pestkop. Hij heeft me mijn hele leven gepest, om nog maar niet te spreken over de andere kinderen op school.”

“Dat is niet waar!” brulde Chris. “Geloof hem niet! Hij is jullie zoon niet eens. Hij is… hij is niets! Niemand! Helemaal niemand!”

Moeder en vader keken Chris ontzet aan.

Oliver grijnsde weer. “Ik denk dat je de waarheid zelf al aan het licht hebt gebracht.”

Iedereen was stil, verbijsterd door alle onthullingen. Maar Oliver was nog niet klaar. Nog niet. Hij ijsbeerde door de kamer en eiste van iedereen de aandacht op.

“Dit is wat er gaat gebeuren,” zei hij terwijl hij heen en weer liep. “Jullie willen me niet. En ik wil jullie niet. Ik was nooit voorbestemd om hier te zijn. Dus ik ga weg. Jullie zoeken me niet. Jullie praten niet over me. Vanaf vandaag zal het zijn alsof ik nooit heb bestaan. In ruil daarvoor zal ik niet naar de politie gaan om hen te vertellen over de jaren van kwelling, over dat ik in een alkoof moest slapen en over hoe weinig ik te eten kreeg. Afgesproken?”

Hij keek van het ene paar blauwe ogen naar het andere. Wat gek eigenlijk, dacht hij nu, dat hij het niet eerder had geraden – zijn ogen waren bruin.

“Afgesproken?” zei hij weer, stelliger dit keer.

Wat was het bevredigend om te zien dat ze beefden. Zijn moeder knikte. Chris ook.

“Afgesproken,” stamelde vader.

“Mooi. Laat me nu mijn spullen inpakken en dan zijn jullie voorgoed van me af.”

Hij voelde hun ogen op zich branden terwijl hij naar de alkoof liep. Hij greep zijn koffer, nog steeds gevuld met onderdelen van zijn uitvindingen, en stopte het uitvindersboek erin.

Toen haalde hij het kompas uit zijn zak en legde het bovenop de rest van zijn spullen.

Net toen hij op het punt stond de koffer te sluiten, merkte hij dat de wijzers van het kompas waren bewogen. Eén wijzer wees nu naar een symbool dat eruitzag als een bunsenbrander. Een tweede zweefde boven het symbool van een enkele vrouwelijke figuur. Een derde wees naar een studentenbaret.

In zijn hoofd probeerde Oliver de puzzelstukjes op hun plek te leggen. Kon het zijn dat het kompas hem naar juffrouw Belfry leidde? De bunsenbrander kon natuurkunde vertegenwoordigen, het vak waar ze les in gaf. Het enkele vrouwelijke figuur sprak voor zich. En de studentenbaret kon een docent betekenen.

Het moest een teken zijn, dacht Oliver opgewonden. Het universum wees hem de weg.

Hij sloot zijn koffer en draaide zich om naar de Blues. Ze keken hem zwijgend aan, geschokt. Het was erg bevredigend om die uitdrukking op hun gezichten te zien.

Maar toen merkte Oliver dat Chris zijn handen tot vuisten balde. Hij wist dondersgoed wat dat betekende—Chris stond op het punt om aan te vallen.

Oliver had slechts een fractie van een seconde om te reageren. Hij gebruikte zijn krachten om snel Chris zijn schoenveters aan elkaar te binden.

Chris dook op hem af. Hij struikelde onmiddellijk over zijn vastgebonden veters en kwam op de vloer terecht. Hij kreunde.

Moeder gaf een gilletje. “Zijn veters! Heb je zijn veters gezien?”

Vader werd bleek. “Ze… ze bonden zichzelf aan elkaar vast.”

Vanaf de grond wierp Chris Oliver een dreigende blik toe. “Dat was jij. Ja toch? Je bent een freak.”

Oliver haalde onschuldig zijn schouders op. “Ik heb geen idee waar je het over hebt.”

Toen draaide hij zich abrupt om, zijn koffer in zijn hand, en stormde het huis uit. Hij sloeg de deur met een klap achter zich dicht.

Terwijl hij over het pad liep, verscheen er een glimlach op zijn gezicht.

Hij hoefde de Blues nooit meer te zien.

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»