Бесплатно

Arena Één: Slavendrijvers

Текст
Из серии: Overlevingstrilogie #1
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена
Отметить прочитанной
Arena Één: Slavendrijvers
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

ARENA ÉÉN

SLAVENDRIJVERS

(BOEK #1 VAN DE OVERLEVINGSTRILOGIE)

MORGAN RICE

Over Morgan Rice

Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die uit zeventien boeken bestaat; de #1 bestverkopende serie DE VAMPIER DAGBOEKEN, bestaande uit elf boeken; de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische thriller bestaande uit twee boeken; en de nieuwe epische fantasy serie KONINGEN EN TOVERNAARS. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.

VERANDERD (Boek #1 van de Vampierverslagen), ARENA ÉÉN (BOEK #1 van de Overlevingstrilogie), DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1van de Koningen En Tovenaars), en EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1 van De Tovenaarsring) zijn allemaal gratis te downloaden!

Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!

Geselecteerde lof over Morgan Rice

“Ik moet eerlijk toegeven, voor ARENA ÉÉn, had ik nooit eerder iets post-apocalyptische gelezen. Ik had nooit gedacht dat ik het interessant zou vinden….Ik was positief verrast over hoe verslavend dit boek was. ARENA ÉÉN is een van die boeken die je tot laat in de avond leest totdat je scheel ziet omdat je niet wilt stoppen met lezen….Het is geen geheim dat ik van sterke heldinnen houd in de boeken die ik lees….Brooke was sterk, taai, meedogenloos, en terwijl er romantiek in het boek zit, werd Brooke hier niet door gestuurd....Ik geef ARENA ONE sterke aanbeveling. “

--Dallas Examiner

“Rice trekt u op een goede manier vanaf het begin in het verhaal, waarbij hij gebruikt maakt goede beschrijvende kwaliteit die enkel het schilderen van de achtergrond overstijgt….Goed geschreven en het leest snel.”

--Black Lagoon Reviews (betreffende Gekeerd)

“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Het is Morgan Rice goed gelukt een interessante draai te geven…Verfrissend en uniek. De serie focust op een meisje…een uitzonderlijk meisje!...Makkelijk te lezen maar op en zeer hoog tempo... Rated PG.”

--The Romance Reviews (betreffende Gekeerd)

“Greep vanaf het begin al mijn aandacht en liet niet meer los…. Dit verhaal is een verbazingwekkend avontuur op snel tempo en vanaf het begin vol met actie. Er is geen saai moment te vinden”

--Paranormal Romance Guild (betreffende Gekeerd)

“Vol met actie, romantiek, avontuur, en spanning. Zorg dat je dit boek in handen krijgt om weer helemaal opnieuw verliefd te worden.”

--vampirebooksite.com (betreffende Gekeerd)

“Een geweldig plot, en dit is vooral het soort boek die u ‘s avonds niet naast u neer kunt leggen. Het einde was een cliffhanger die zo spectaculair was dat u onmiddellijk het volgende boek wilt kopen om te weten wat er gaat gebeuren.”

--The Dallas Examiner (betreffende Geliefd)

“Een boek om te concurreren met TWILIGHT en de VAMPIERENDAGBOEKEN, en een die u wilt blijven lezen tot de allerlaatste pagina! Als u van avontuur, liefde en vampieren houdt, is dit boek perfect voor u!”

--Vampirebooksite.com (betreffende Gekeerd)

“Morgan Rice bewijst wederom dat ze een ontzettend getalenteerde verhalenverteller is….Dit boek is geschikt voor een zeer breed publiek, inclusief jonge fans van het vampieren/fantasiegenre. Het boek eindigde met een onverwachte cliffhanger die u geschokt achterlaat.”

--The Romance Reviews (betreffende Geliefd)

“DE RING VAN DE TOVENAAR heeft alle ingrediënten voor succes: plots, tegenplots, misterie, heldhaftige ridders, en opbloeiende relaties boordevol gebroken harten, bedrog en verleiding. Dit boek houdt u uren zoet, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de bibliotheem van alle lezers van fantasie.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos

Boeken door Morgan Rice

KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)

DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)

THE SORCERER’S RING (DE TOVENAARSRING)

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)

EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)

EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)

EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)

EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)

EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)

EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)

EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)

EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)

EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)

HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)

DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ÉÉN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)

ARENA TWEE (Boek #2)

DE VAMPIER DAGBOEKEN

VERANDERD (Boek #1)

GELIEFD (Boek #2)

VERRADEN (Boek #3)

VOORBESTEMD (Boek #4)

BEGEERD (Boek #5)

VERLOOFD (Boek #6)

GEZWOREN (Boek #7)

GEVONDEN (Boek #8)

HERREZEN (Boek #9)

VERLANGD (Boek #10)

VOORBESCHIKT (Boek #11)

Geselecteerde lof over Morgan Rice

“Ik moet eerlijk toegeven, voor ARENA ÉÉn, had ik nooit eerder iets post-apocalyptische gelezen. Ik had nooit gedacht dat ik het interessant zou vinden….Ik was positief verrast over hoe verslavend dit boek was. ARENA ÉÉN is een van die boeken die je tot laat in de avond leest totdat je scheel ziet omdat je niet wilt stoppen met lezen….Het is geen geheim dat ik van sterke heldinnen houd in de boeken die ik lees….Brooke was sterk, taai, meedogenloos, en terwijl er romantiek in het boek zit, werd Brooke hier niet door gestuurd....Ik geef ARENA ONE sterke aanbeveling. “

--Dallas Examiner

“Rice trekt u op een goede manier vanaf het begin in het verhaal, waarbij hij gebruikt maakt goede beschrijvende kwaliteit die enkel het schilderen van de achtergrond overstijgt….Goed geschreven en het leest snel.”

--Black Lagoon Reviews (betreffende Gekeerd)

“Een ideaal verhaal voor jonge lezers. Het is Morgan Rice goed gelukt een interessante draai te geven…Verfrissend en uniek. De serie focust op een meisje…een uitzonderlijk meisje!...Makkelijk te lezen maar op en zeer hoog tempo... Rated PG.”

--The Romance Reviews (betreffende Gekeerd)

“Greep vanaf het begin al mijn aandacht en liet niet meer los…. Dit verhaal is een verbazingwekkend avontuur op snel tempo en vanaf het begin vol met actie. Er is geen saai moment te vinden”

--Paranormal Romance Guild (betreffende Gekeerd)

“Vol met actie, romantiek, avontuur, en spanning. Zorg dat je dit boek in handen krijgt om weer helemaal opnieuw verliefd te worden.”

--vampirebooksite.com (betreffende Gekeerd)

“Een geweldig plot, en dit is vooral het soort boek die u ‘s avonds niet naast u neer kunt leggen. Het einde was een cliffhanger die zo spectaculair was dat u onmiddellijk het volgende boek wilt kopen om te weten wat er gaat gebeuren.”

--The Dallas Examiner (betreffende Geliefd)

“Een boek om te concurreren met TWILIGHT en de VAMPIERENDAGBOEKEN, en een die u wilt blijven lezen tot de allerlaatste pagina! Als u van avontuur, liefde en vampieren houdt, is dit boek perfect voor u!”

--Vampirebooksite.com (betreffende Gekeerd)

“Morgan Rice bewijst wederom dat ze een ontzettend getalenteerde verhalenverteller is….Dit boek is geschikt voor een zeer breed publiek, inclusief jonge fans van het vampieren/fantasiegenre. Het boek eindigde met een onverwachte cliffhanger die u geschokt achterlaat.”

--The Romance Reviews (betreffende Geliefd)

“DE RING VAN DE TOVENAAR heeft alle ingrediënten voor succes: plots, tegenplots, misterie, heldhaftige ridders, en opbloeiende relaties boordevol gebroken harten, bedrog en verleiding. Dit boek houdt u uren zoet, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de bibliotheem van alle lezers van fantasie.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



Luister naar DE OVERLEVINGSTRILOGIE in audioboekformaat!

Copyright © 2011 door Morgan Rice

Alle rechten voorbehouden. Met uitzondering van toestemming onder de U.S. Copyright Act uit 1976, mag niets uit deze uitgave in enige vorm of op enige manier worden verveelvoudigd, gedistribueerd of overgedragen, of worden opgeslagen in een database of geautomatiseerd gegevensbestand, zonder voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is alleen gelicentieerd voor persoonlijk gebruik. Dit ebook mag niet worden doorverkocht of aan derden worden gegeven. Als u dit boek met anderen wilt delen, koop dan voor iedere ontvanger een afzonderlijk exemplaar. Als u dit boek aan het lezen bent, of als het boek niet alleen voor uw gebruik werd gekocht, retourneer het boek dan en koop uw eigen exemplaar. Dank u voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

 

Dit is een fictief boek. Namen, personen, bedrijven, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen, en incidenten zijn een product van de verbeelding van de auteur of worden fictief gebruikt. Enige overeenkomst met werkelijke personen, levend of dood, is geheel toevallig.

INHOUDSOPGAVE


É É N

T W E E

D R I E

V I E R

V I J F

Z E S

Z E V E N

A C H T

N E G E N

T I E N

E L F

T W A A L F

D E R T I E N

V E E R T I E N

V I J F T I E N

Z E S T I E N

Z E V E N T I E N

A C H T I E N

N E G E N T I E N

T W I N T I G

E E N E N T W I N T I G

T W E E Ë N T W I N T I G

D R I E Ë N T W I N T I G

V I E R E N T W I N T I G

V I J F E N T W I N T I G

Z E S E N T W I N T I G

Z E V E N E N T W I N T I G

A C H T E N T W I N T I G

N E G E N E N T W I N T I G

D E R T I G

E E N E N D E R T I G

T W E E Ë N D E R T I G

“Was ik maar een uur voor deze kans gestorven,

dan had ik een goed leven gehad; want, vanaf dit moment

is er niks serieus aan sterfelijkheid.”

--Shakespeare, Macbeth

D E E L I

É É N

Vandaag is minder vergevingsgezind dan de meeste andere dagen. De wind blaast genadeloos brokken sneeuw van de zware dennenboom en regelrecht in mijn gezicht terwijl ik recht omhoog de berg op wandel. Mijn voeten, bekneld in wandelschoenen die een maat te klein zijn, verdwijnen in de 15 centimeter sneeuw. Ik glij heen en weer om met moeite grip te krijgen. De wind komt met stoten, zo koud dat ik niet kan ademen. Het voelt alsof ik een levende sneeuwbal in loop.

Bree vertelt me dat het december is. Ze telt de dagen tot Kerstmis graag af, door iedere dag de datum door te krassen op een oude kalender die ze had gevonden. Ze doet dit met zo veel enthousiasme, dat ik het niet over mijn hart krijg om haar te vertellen dat het nog lang geen december is. Ik zal haar niet vertellen dat haar kalender drie jaar oud is, of dat we nooit een nieuwe zullen krijgen, omdat ze niet meer worden gemaakt sinds de dag dat de wereld eindigde. Ik zal haar fantasie niet afpakken. Daar zijn grote zussen voor.

Bree houdt zich sowieso vast aan haar overtuigingen, en ze is er altijd van overtuigd dat sneeuw december betekent, en zelfs al zou ik het haar vertellen, betwijfel ik of ze van gedachte zal veranderen. Daar zijn tienjarigen voor.

Wat Bree weigert te zien is dat de winter hier vroeg valt. We zitten hier hoog in de Catskills, en hier is het tijdsbesef anders, een andere wisseling van de seizoenen. Hier, drie uur ten noorden van wat ooit New York City was, vallen de bladeren rond eind Augustus, en verspreiden zich over bergketens die zo ver als het oog kan zien uitstrekken.

Onze kalender was ooit actueel. Ik herinner me hoe ik, drie jaar geleden toen we hier voor het eerst aankwamen, de eerste sneeuw zag vallen en vol ongeloof op de kalender keek. ik begreep niet hoe de pagina oktober aan kon geven. Ik ging ervan uit dat zulke vroege sneeuw een uitzondering was. Maar ik kwam er snel achter dat dit niet het geval was. Deze bergen zijn gewoon hoog genoeg, en koud genoeg, voor de winter om de herfst op te slokken.

Als Bree de kalender gewoon zou terugbladeren, zou ze het meteen zien, het oude jaar in grote, dikke letters: 2117. Duidelijk drie jaar oud. Ik maak mijzelf wijs dat ze gewoon te opgewonden is om goed te kijken. Dat hoop ik ten minste. Maar de laatste tijd begin ik het gevoel te krijgen dat ze het wel weer, maar dat ze ervoor heeft gekozen zichzelf te verliezen in haar fantasie. Ik neem haar niets kwalijk.

We hebben natuurlijk ook al jaren geen juiste kalender gehad. Of mobiele telefoon, of computer, of tv, of radio, of internet, of wat voor technologie dan ook—laat staan elektriciteit of stromend water. Toch hebben we het op de een of andere manier gered, alleen wij twee, drie jaar lang op deze manier. De zomers zij dragelijk geweest, met minder dagen van honger. We kunnen dan ten minste vissen, en in de bergriviertjes zwom altijd wel zalm. Ook zijn er bessen, en zelfs een aantal wilde boomgaarden met appels en peren die na al die tijd nog steeds vruchten afwerpen. Zo nu en dan lukt het ons zelfs een konijn te vangen.

Maar de winters zijn ondraaglijk. Alles is bevroren, of dood, en elk jaar ben ik er zeker van dat we het niet gaan redden. En dit is de ergste winter tot nu toe. Ik maak mijzelf wijs dat het beter gaat worden; maar het is nu al dagen geleden dat we een fatsoenlijke maaltijd hebben gegeten, en de winter is pas net begonnen. We zijn allebei zwak van de honger, en nu is Bree ook nog ziek. Dit voorspelt niet veel goeds.

Terwijl ik de berg op sjok, via hetzelfde onfortuinlijke pad als gisteren, op zoek naar onze volgende maaltijd, krijg ik het gevoel dat ons geluk op is. Het is alleen het idee dat Bree daar ligt, thuis wachtend, dat me laat doorzetten. Ik stop met medelijden met mijzelf hebben en houd in plaats daarvan haar gezicht in mijn gedachten. Ik weet dat ik geen medicijn kan vinden, maar ik hoop dat het slechts koorts is die snel over zal gaan, en dat ze alleen een goede maaltijd en wat warmte nodig heeft.

Wat ze echt nodig heeft is een warm vuur. Maar ik steek onze haard nooit meer aan; ik kan het risico niet nemen dat de rook of de geur onze locatie aan een slavendrijver verraadt. Maar vanavond zal ik haar verrassen, en het er even op wagen. Bree leeft voor vuur, en het zal haar motiveren. En als ik als aanvulling nog een maaltijd kan vinden—ook al is het iets kleins zoals een konijn—zal dit haar beter maken. Niet alleen lichamelijk. ik heb gemerkt dat ze de laatste dagen de hoop verliest—ik zie het in haar ogen—en ik wil dat ze sterk blijft. Ik kan niet stilzitten en haar zien wegglippen, net zoals mama.

Een nieuw windvlaag slaat me in het gezicht, en deze is zo lang en gewelddadig dat ik moet bukken en wachten tot hij voorbij is. De wind buldert in mijn oren, en ik heb alles voor een echte winterjas over. Ik draag alleen een trui met capuchon die ik jaren geleden langs de kant van de weg heb gevonden. Ik denk dat hij van een jongen is geweest, maar dat is niet erg, omdat de mouwen lang genoeg zijn om mijn handen te bedekken en doen ook bijna dienst als handschoenen. Met één meter zeventig ben ik niet bepaald klein, dus de vorige eigenaar moet wel lang geweest zijn. Soms vraag ik me af of hij het erg had gevonden dat ik zijn kleren draag. Maar dan realiseer ik me dat hij waarschijnlijk dood is. Net als iedereen.

Mijn broek is niet veel beter: ik schaam me om het te zeggen, maar ik draag nog steeds dezelfde spijkerbroek die ik aan had toen we jaren geleden de stad ontvluchtten. Als ik ergens spijt van heb is het wel dat we zo haastig zijn vertrokken. Ik ging er waarschijnlijk van uit dat ik hier wel kleren zou vinden, dat er misschien ergens nog een kledingwinkel open zou zijn, of zelfs het Leger des Heils. Dat was niet slim van me: alle kledingwinkels waren natuurlijk al lang geleden geplunderd. Het was alsof de wereld in een dag van een plaats van veel naar een plaats van schaarste was overgegaan. Ik had wat kleren in laden in het huis van mijn vader gevonden. Deze gaf ik aan Bree. Ik was blij dat ten minste een aantal van zijn kleren, zoals zijn thermische kleding en sokken, haar warm konden houden.

De wind stopt eindelijk, en ik sta snel op voordat de wind weer te sterk wordt. Ik dwing mijzelf om twee keer zo snel te wegen totdat ik het plateau bereik.

Ik bereik de top, hijgend, met brandende benen, en kijk langzaam om me heen. Bomen zijn hier meer schaars en in de verte zie ik een klein bergmeertje. Het is bevroren, net als alle andere, en de zon wordt zo sterk weerkaatst dat ik mijn ogen moet dichtknijpen.

Ik kijk onmiddellijk naar mijn vishengel, die ik een dag eerder had achtergelaten, die tussen twee rotsblokken is geklemd. De hengel steekt uit boven het meertje, met een lang draad dat in een klein gat in het ijs bungelt. Als de hengel is gebogen, betekent dit dat Bree en ik vanavond te eten hebben. Zo niet, dan weet ik dat het niet heeft gewerkt—alweer niet. Ik haast me door een cluster van bomen, door de sneeuw, om het goed te kunnen zien.

De hengel is recht. Tuurlijk.

Mijn hart verzakt. Ik overweeg om het ijs op te lopen om met mijn kleine bijl elders een gat te hakken. Maar ik weet dat dit toch geen zin heeft. Het probleem is niet de positie—het probleem is dit meer. De grond it te hard bevroren om wormen op te graven, en ik weet niet eens waar ik deze moet zoeken. Ik been geen natuurlijke jager. Als ik had geweten dat ik hier terecht zou komen, zou ik mijn gehele jeugd aan Outward Bound gewijd hebben, aan overlevingstechnieken. Maar nu vind ik mijzelf waardeloos in bijna alles. Ik weet niet hoe ik vallen moet zetten, en mijn vislijnen hebben zelden beet.

Als de dochter van mijn vader, de dochter van een marinier, is het enige waar ik goed in ben—vechten—hier nutteloos. Als ik hulpeloos ben tegenover het dierenrijk, kan ik mijzelf ten minste verdedigen tegen de tweebenigen. Sinds ik klein was, of ik het nou leuk vond of niet, stond papa er op dat ik zijn dochter was—de dochter van een marinier, en was hij hier trots op. Ook wilde hij dat ik de zoon was die hij nooit had gekregen. Ik moest van hem op boksen, worstelen, gemengde vechtsporten…ook kreeg ik eindeloze lessen over het gebruik van een mes, het vuren van een pistool, hoe drukpunten te vinden, hoe op een gemene manier te vechten. Maar hij wilde vooral dat ik taai was, dat ik nooit angst toonde, en nooit huilde.

Ironisch genoeg heb ik nooit de kans gekregen om ook maar iets te gebruiken van wat hij me geleerd had, en hier was het allemaal nog meer nutteloos; er is nergens iemand te bekennen. Wat ik echt moet weten is hoe ik voedsel kan vinden—niet hoe ik iemand een trap kan geven. En als ik toch ooit een persoon tegenkom, wil ik niet vechten, maar om hulp vragen.

Ik denk goed na en herinner me dat er hier in de buurt ergens nog een meer is, een kleiner meer; ik heb het ooit gezien, tijdens een zomer toen ik avontuurlijk was en verder de berg op wandelde. Het is een steile halve kilometer, en sindsdien ben ik niet meer naar boven geweest.

Ik kijk omhoog en zucht. De zon gaat al onder, een sombere winterzonsondergang gegoten in een roodachtige tint, en ik ben al zwak, moe en bevroren. Het gaat al mijn energie kosten om alleen maar de berg af te gaan. Het laatste wat ik wil is verder omhoog gaan. Maar een stemmetje in me dringt er op aan om door te klimmen. Hoe vaker ik tegenwoordig alleen ben, hoe sterker de stem van papa in mijn hoofd wordt. Ik haat het en wil me ervoor afsluiten, maar op de een of andere manier lukt dit niet.

 

Stop met janken en doorgaan, Moore!

Papa noemde me altijd bij m´n achternaam. Moore. Ik vond het vervelend, maar dat interesseerde hem niet.

Als ik nu terug ga, heeft Bree vanavond niks te eten. Dat meer daar boven is het best wat ik momenteel kan verzinnen, onze enige andere bron van voedsel. Ik wil ook dat Bree vuur heeft, en al het hout hier is doorweekt. Daar boven, waar de wind sterker is, vind ik misschien hout dat droog genoeg is om vuur aan te maken. Ik kijk nog een keer recht naar boven en besluit ervoor te gaan. Ik laat mijn hoofd zakken en begin te wandelen, terwijl ik mijn hengel mee draag.

Elke stap doet pijn, als een miljoen naalden die in mijn dijen prikken, en ijskoude lucht doorboort mijn longen. De wind neemt toe en de sneeuw veegt als schuurpapier over mijn gezicht. Hoog boven me krast een vogel, alsof hij me uitlacht. Net wanneer ik het gevoel krijg dat ik geen stap meer kan zetten, bereik ik het volgende plateau.

Deze, zo hoog, is anders dan alle andere: deze is dicht begroeid met naaldbomen, wat het moeilijk maakt om meer dan een paar meter vooruit te kijken. De lucht is door het enorme bladerdak nauwelijks te zien, en de sneeuw is bedekt met groene naalden. De dikke boomstammen geven ook dekking tegen de wind. Het lijkt alsof ik een klein privé koninkrijk heb gevonden, dat voor de rest van de wereld is verstopt.

Ik stop en draai me om voor het uitzicht: het is schitterend. Ik vond het uitzicht vanuit het huis van papa altijd prachtig, zo halverwege op de berg, maar vanaf hier, aan de top , is het spectaculair. Overal hoge bergtoppen, en in de verte, voorbij de bergtoppen, kan ik zelfs de Hudson rivier zien glinsteren. Ook zie ik de kronkelende wegen die zich een weg door de bergen banen, in opvallend goede staat. Waarschijnlijk odat hier zo weinig mensen komen. Sterker nog, ik heb hier nog nooit een auto of een andere voertuig gezien. Ondanks de sneeuw zijn de wegen vrij; de steile, hoekige wegen die in de zon liggen zijn perfect voor afwatering en wonderbaarlijk is de meeste sneeuw gesmolten.

Plotseling maak ik me zorgen. Het is beter als de wegen bedekt zijn met sneeuw en ijs, wanneer ze onbegaanbaar zijn voor voertuigen, omdat tegenwoordig de enige mensen met auto’s een brandstof slavendrijvers zijn—genadeloze premiejagers die werken om Arena Eén te voeden. Overal zijn ze op patrouille, op zoek naar overlevenden om te ontvoeren en als slaven naar de arena te brengen. Er is me verteld dat men de da slaven daar voor vermaak tot de dood laten vechten.

Bree en ik hebben geluk gehad. We hebben al die jaren dat we hier zijn nog geen slavendrijvers gezien—maar dat is misschien alleen omdat we zo hoog zitten, in zo’n afgelegen gebied. Slechts een keer hoorde ik de hoge toon van een motor van een slavendrijver, in de verte, aan de andere kant van de rivier. Ik weet dat ze daar ergens zijn, aan het patrouilleren. En ik neem geen—Ik zorg dat we niet opvallen, door zelden hout te verbranden tenzij het moet, en ik pas altijd goed op Bree. Meestal neem ik haar mee op jacht—als ze niet zo ziek was had ik haar vandaag ook meegenomen.

Ik draai me weer om naar het plateau en kijk naar het kleinere meer. Helemaal bevroren, glinsterend in het middaglicht, ligt het erbij als een verloren juweel, verborgen achter een rij bomen. Ik loop naar het meer en zet een paar voorzichtig stappen op het ijs om te kijken of het niet kraakt. Zodra ik merk dat het stevig is, zet ik nog een paar stappen. Ik vind een plekje, pak de bijl uit mijn riem en hak een aantal keer hard in het ijs. Er verschijnt een barst. Ik pak mijn mes, ga op mijn knieën zitten en hak stevig in het midden van de barst. Ik duw de punt van mijn mes door het ijs en maak een klein gat, net groot genoeg om er een vis door te krijgen.

Ik haast me al glijdend terug naar de kant, en klem de vishengel vervolgens tussen twee takken, rol de draad uit, en ren terug om het door het gat te steken. ik trek een aantal keer hard aan de draad in de hoop dat de metalen haak wat levende wezens onder het ijs aantrekt. Maar toch voelt het als een vergeefse poging, ik vermoed dat alles wat ooit in deze bergmeren heeft geleefd al lang dood is.

Het is hier boven nog kouder en ik kan hier niet blijven staan om naar de lijn te kijken. Ik moet in beweging blijven. Ik draai me om en loop weg van het meer, terwijl het bijgelovige in mij me zegt dat ik misschien wel een vis vang als ik daar niet blij staan staren. Ik loop in kleine cirkels rond de bomen, terwijl ik in mijn handen wrijf om warm te blijven. Het heeft weinig nut.

Dan herinner ik me het droge hout. Ik kijk naar beneden op zoek naar aanmaakhout, maar het is zinloos. De rond is bedekt met sneeuw. Ik kijk naar boven naar de bomen en zie dat de stammen en takken ook grotendeels met sneeuw bedekt zijn. maar daar in de verte zie ik een aantal bomen die door de wind van sneeuw zijn ontdaan. Ik loop naar de bomen toe en inspecteer met mijn hand de schors. Ik ben opgelucht wanneer ik zie dat een aantal takken droog zijn. ik pak mijn bijl en hak een van de grotere takken. Ik heb slechts een stapeltje hout nodig en deze tak is perfect.

Ik vang de tak op om te voorkomen dat hij in de sneeuw valt, en zet hem tegen de stam aan om nog een keer te hakken, dwars door midden. Ik doe dit opnieuw en opnieuw, totdat ik een klein stapeltje aanmaakhout heb, genoeg om in mijn armen te dragen. Ik zet het neer in de hoek van een tak, droog en veilig voor de sneeuw beneden.

Ik kijk rond om de andere stammen te inspecteren, en terwijl ik goed kijk, ben ik even stil. Ik loop naar een van de bomen, kijk eens goed, en realiseer me dat de schors van deze boom anders is. Ik kijk omhoog en zie dat het geen den is; het is een esdoorn. Ik ben verrast een esdoorn zo hoog in de bergen tegen te komen, en nog meer verrast dat ik de esdoorn ook daadwerkelijk herken. Sterker nog, een esdoorn is waarschijnlijk het enige in de natuur wat ik wel zou herkennen. Een herinnering komt tevoorschijn.

Eens, toen ik jong was, kwam mijn vader met het idee om me mee de natuur in te nemen. Geen idee waarom, maar hij nam me mee om esdoorns te tappen. We reden uren naar een of ander godvergeten deel van het land, ik droeg een metalen emmer, en hij droeg een tuit, en vervolgens dwaalden we uren met een gids door de bossen, op zoek naar perfecte esdoorns. Ik kan me zijn teleurgestelde gezicht nog herinneren toen hij de eerste boom aftapte en er een heldere vloeistof in onze emmer sijpelde. Hij had siroop verwacht.

Onze gids lachte hem uit, en verteld hem dat esdoorns geen siroop produceerden—ze produceerden sap. De sap moest vervolgens tot siroop gekookt worden. Dit was een proces wat uren duurde, zei hij. Je had zo’n 300 liter sap nodig om een kwart siroop te maken.

Papa keek naar de overstromende emmer met sap in zijn handen en liep rood aan, alsof iemand hem rotte goederen had verkocht. Hij was de meest trotse man die ik kende, en als hij ergens een hekel aan had, dan was het wel aan iemand die hem uitlachte. Toen de man hem uitlachte, gooide hij de emmer naar zijn hoofd en miste maar net, pakte mijn hand, en liepen we boos weg.

Daarna nam hij me nooit meer mee de natuur in.

Ik vond het niet erg—en vond het uitje eigenlijk best wel leuk, ook al kookte hij op de terugweg stilletjes van woede. Ik had stiekem een klein kopje sap meegenomen toen we vertrokken, en ik herinner me dat ik er op de terugweg stiekem van dronk. Ik vond het heerlijk. Het smaakte naar suikerwater.

Nu ik hier sta, voor deze boom, herken ik het als toen ik een kind was. Dit exemplaar, zo hoog in de bergen, is dun en mager, en ik vraag met af of het überhaupt sap bevat. Maar ik heb niks te verliezen. Ik pak mijn mes en hak ermee in de boom, meerdere malen, op dezelfde plek. Vervolgens druk ik het mes in de boom, en al draaiend duw ik het dieper en dieper. Ik verwacht niet echt dat er iets gebeurt.

Tot mijn verbazing lekt er een druppel sap uit. En ik ben helemaal verrast wanneer zich een moment later een klein, druppelend stroompje vormt. Ik houd mijn vinger in het stroompje, en proef van het sap. Ik voel de stoot suiker, en herken de smaak onmiddellijk. Precies zoals ik me herinnerde. Ik kan het niet geloven.

Het sap lekt nu sneller uit de boom, en er gaat veel verloren terwijl het langs de stam druipt. Wanhopig zoek ik naar iets om het in op te vangen, een of andere emmer—maar er is niks wat ik kan gebruiken. Plotseling weet ik het: mijn thermosfles. Ik pak mijn plastic thermosfles uit mijn riem en giet het water eruit. Water kan ik overal wel vinden, vooral met al deze sneeuw—maar deze sap is zeldzaam. Ik houd de lege thermosfles tegen de boom. Omdat ik geen fatsoenlijke tuit heb, duw ik de fles zo dicht mogelijk tegen de stam en slaag erin het meeste sap op te vangen. Het gaat niet zo snel als ik had gehoopt, maar binnen enkele minuten heb ik de halve thermosfles gevuld.

Het stroompje van sap stopt. Ik wacht een paar seconden, in de hoop dat het weer gaat stromen, maar er komt niks.

Ik kijk om me heen en zie een andere esdoorn, ongeveer drie meter verderop. Snel loop ik er naartoe, ik til mijn mes op, en hak hard in de boom, terwijl ik denk aan mijn gevulde thermosfles, en de verraste blik op het gezicht van Bree wanneer ze het sap proeft. Het is misschien niet heel voedzaam, maar het zal haar zeker blij maken.

Maar dit keer, wanneer mijn mes de stam raakt, klinkt er een hard geluid van splijten dat ik niet had verwacht, gevolgd door gekreun van het hout. Ik kijk omhoog en zie dat de hele boom leunt, en realiseer me te laat dat deze boom, bevroren met een laag ijs, dood is. De stoot van mijn mes was alles dat nodig was om de boom te doen splijten.

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»