Een Hof Voor Dieven

Текст
Из серии: Een Troon Voor Zusters #2
0
Отзывы
Читать фрагмент
Отметить прочитанной
Как читать книгу после покупки
Нет времени читать книгу?
Слушать фрагмент
Een Hof Voor Dieven
Een Hof Voor Dieven
− 20%
Купите электронную и аудиокнигу со скидкой 20%
Купить комплект за 437,80  350,24 
Een Hof Voor Dieven
Een Hof Voor Dieven
Аудиокнига
Читает Jeroen Kramer
238,80 
Подробнее
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK VIER

Kate stierf keer op keer.

Of liever gezegd, “stierf.” Denkbeeldige wapens sneden in haar vlees, spookachtige handen wurgden haar tot ze bewusteloos raakte. Pijlen ontstonden uit het niets en schoten door haar heen. De wapens waren slechts dingen die uit rook waren gevormd, gecreëerd door Siobhans magie, maar ze deden haar net zo veel pijn als een echt wapen gedaan zou hebben.

Ze doodden Kate echter niet. Elk moment van pijn leverde slechts een teleurgestelde zucht van Siobhan op, die vanaf de zijlijn toekeek met een schijnbare combinatie van vermaak en ergernis over de traagheid waarmee Kate leerde.

“Opletten, Kate,” zei Siobhan. “Denk je dat ik deze droomfragmenten voor de lol oproep?”

Voor Kate verscheen figuur van een zwaardvechter, eerder gekleed voor een duel dan voor een veldslag. Hij salueerde naar haar en trok een degen.

“Dit is het Finnochi derobement,” zei hij in dezelfde vlakke, monotone stem als de anderen. Hij stak naar haar en Kate pareerde met haar houten oefenzwaard. Dat had ze inmiddels wel geleerd. Ze was snel genoeg om het moment te zien waarop het droomfragment van richting veranderde, maar de beweging verraste haar toch, en het vergankelijke wapen boorde zich door haar hart.

“Nog een keer,” zei Siobhan. “Er is niet veel tijd.”

Desondanks leek er meer tijd te zijn dat Kate zich had kunnen voorstellen. De minuten die ze in het bos doorbracht veranderden in uren, gevuld met tegenstanders die haar probeerden te doden. En Kate leerde terwijl ze het probeerden.

Ze leerde tegen hen te vechten en hen uit te schakelen met haar oefenzwaard. Siobhan had erop aangedrongen dat ze haar echte zwaard weglegde om het risico op een echte verwonding te vermijden. Ze leerde steken en snijden, pareren en veinzen. Elke keer dat ze een fout maakte sneed de spookachtige omlijning van een zwaard door haar heen, gepaard met een pijn die maar al te echt aanvoelde.

Na de tegenstanders met zwaarden kwamen degenen met stokken of hamers, bogen of musketten. Kate leerde een tiental technieken om met haar handen te doden, en om het moment te lezen waarop een vijand zijn wapen afvuurde, zodat ze zichzelf tegen de grond kon gooien. Ze leerde door het bos te rennen en van tak naar tak te springen, vluchtend voor vijanden terwijl ze ontweek.

Ze leerde om zich te verstoppen en om geruisloos te bewegen, want elke keer dat ze geluid maakte, stormden de vergankelijke vijanden op haar af met meer wapens dan ze tegen kon houden.

“Kun je het me niet gewoon leren?” schreeuwde Kate door de bomen naar Siobhan.

“Dat doe ik ook,” antwoordde ze terwijl ze bij een andere boom vandaan liep. “Als je hier was om magie te leren, zouden we dat met geschriften en lieve woordjes kunnen doen, maar je bent hier om dodelijk te worden. En wat dat betreft is pijn de beste leraar die er is.”

Kate zette haar tanden op elkaar en ging door. Anders dan in het Huis der Onbekenden zat hier tenminste een doel achter de pijn. Ze dook terug het bos in. Kate bleef in de schaduwen terwijl ze leerde zich te bewegen zonder het kleinste takje of blaadje te verstoren, en langzaam een nieuwe verzameling opgeroepen tegenstanders besloop.

Toch ging ze dood.

Elke keer dat ze succes had verscheen er een nieuwe tegenstander of een nieuwe dreiging. En ze werden steeds moeilijker te verslaan. Toen Kate eenmaal had geleerd hoe ze menselijke ogen moest ontwijken, creëerde Siobhan honden van wie de huid met elke stap in rook leek op te gaan. Toen Kate leerde langs de verdediging van een duellist heen te glippen, droeg haar volgende tegenstander een dikke wapenrusting zodat ze alleen maar op de spleten tussen de platen kon mikken.

Elke keer dat ze stopte was Siobhan er met advies of hints, aanmoediging, of gewoon het soort gekmakende vermaak dat Kate ertoe aanzette om beter haar best te doen. Ze was sneller nu, en sterker, maar het leek erop dat dat niet genoeg was voor de vrouw met de macht van de fontein. Ze had het gevoel dat Siobhan haar ergens op voorbereidde, maar de vrouw wilde niet zeggen wat dat was. Ze wilde geen vragen beantwoorden die niets te maken hadden met Kates volgende tegenstander.

“Je moet leren om het talent te gebruiken waar je mee geboren bent,” zei Siobhan. “Leren om de intentie van een tegenstander te zien voordat hij aanvalt. Leren om de locatie van je vijanden te weten voordat ze jou vinden.”

“Hoe kan ik dat oefenen als ik tegen illusies vecht?” wilde Kate weten.

“Ik stuur ze, dus ik zal je een fractie van mijn geest laten zien,” zei Siobhan. “Maar wees voorzichtig. Er zijn plekken waar je niet wil kijken.”

Dat trok Kates aandacht. Ze was al tegen de muren aangelopen die de vrouw rond haar geest had opgetrokken. Nu mocht ze een kijkje nemen? Toen ze Siobhans muren voelde verschuiven, dook Kate zover als de nieuwe grenzen het toelieten naar binnen.

Het was niet ver, maar nog altijd ver genoeg om het gevoel van een buitenaardse geest te krijgen, en Kate had nog nooit een geest gezien die verder verwijderd was dan die van een normaal persoon. Kate deinsde achteruit door de vreemde dingen die ze zag en trok zich terug. Op dat moment stak een vergankelijke vijand een zwaard door haar keel.

“Ik zei toch dat je voorzichtig moest zijn,” zei Siobhan terwijl Kate kokhalsde. “Probeer het nog eens.”

Er stond een andere zwaardvechter voor Kate. Ze concentreerde zich, en deze keer voelde ze het toen Siobhan hem vertelde om aan te vallen. Ze dook en schakelde hem uit.

“Beter,” zei Siobhan. Ze kwam niet dichter bij een compliment, maar dat weerhield haar er niet van om Kate nogmaals op de proef te stellen. Dat ze het beter deed, betekende alleen maar meer tegenstanders, meer werk, meer training. Siobhan dreef Kate tot het uiterste, tot ze, zelfs met haar nieuwe kracht, op het punt stond om in te storten.

“Heb ik nog niet genoeg geleerd?” vroeg Kate. “Heb ik nog niet genoeg gedaan?”

Ze zag Siobhan glimlachen, maar zonder vermaak. “Dacht je dat je klaar was, leerling? Ben je echt zo ongeduldig?”

Kate schudde haar hoofd. “Het is alleen—”

“Dat je denkt dat je voor één dag wel genoeg hebt geleerd. Je denkt dat je weet wat er komt, of wat er nodig is.” Siobhan spreidde haar handen. “Misschien heb je gelijk. Misschien heb je al onder de knie wat ik wil dat je leert.”

Kate kon de ergernis in haar stem horen. Siobhan had niet het geduld dat Thomas had.

“Het spijt me,” zei Kate.

“Daar is het te laat voor,” zei Siobhan. “Ik wil zien wat je geleerd hebt.” Ze klapte in haar handen. “Een test. Kom met me mee.”

Kate wilde haar tegenspreken, maar ze kon zien dat het geen zin had. Dus volgde ze Siobhan naar een cirkelvormige open plek in het bos, omheind door meidoorns en braamstruiken, wilde rozen en brandnetels. In het midden lag een zwaard op een boomstronk.

Nee, niet zomaar een zwaard. Kate herkende het zwaard dat Thomas en Will voor haar hadden gemaakt onmiddellijk.

“Hoe…” begon ze.

Siobhan gebaarde met haar hoofd. “Je zwaard was niet af, net als jij. Ik heb het afgemaakt, net zoals ik probeer om jou te verbeteren.”

Het zwaard zag er anders uit nu. Het handvat was gemaakt van een wervelend donker en licht hout, waarvan Kate vermoedde dat het perfect in haar hand zou liggen. Op het mes, dat nu van een gevaarlijk glimmende rand voorzien was, stonden markeringen in een taal die Kate nog nooit eerder gezien had.

“Als je denkt dat je klaar bent,” zei Siobhan, “hoef je alleen maar naar binnen te lopen en je wapen te pakken. Maar als je dat doet, weet dan wel: het gevaar daarbinnen is echt. Het is geen spelletje.”

In andere omstandigheden zou Kate misschien een stap naar achteren hebben gedaan. Ze zou Siobhan verteld hebben dat ze geen interesse had, en nog een tijdje gewacht hebben. Maar er waren twee dingen die haar tegenhielden om dat te doen. De eerste was de onuitstaanbare glimlach die maar niet van Siobhans gezicht leek te verdwijnen. Het teisterde Kate met de gedachte dat ze nog niet goed genoeg was. Dat ze nooit echt goed genoeg zou zijn om aan de standaarden van Siobhan te voldoen. Het was een uitdrukking die haar te veel herinnerde aan de minachtende blikken van de gemaskerde nonnen.

Bij het zien van die glimlach voelde Kate woede in zich opwellen. Ze wilde die glimlach van haar gezicht vegen. Ze wilde haar laten zien dat ongeacht de magie die de vrouw bezat, Kate haar opdrachten wel aankon. Ze wilde een klein beetje bevrediging terug voor alle vergankelijke zwaarden die Siobhan vandaag in haar lijf had geboord.

De andere reden was simpeler: het zwaard was van haar. Het was een cadeau van Will geweest. Siobhan had het recht niet om Kate te vertellen wanneer ze het mocht pakken.

Kate nam een aanloop en sprong op een tak, waarna ze over de cirkel van doornstruiken heen sprong. Als dit het beste was dat Siobhan te bieden had, zou ze haar zwaard pakken en net zo makkelijk naar buiten lopen als wanneer ze over een landweggetje liep. Ze kwam gehurkt neer, en keek naar het zwaard dat op haar wachtte.

Nu was er echter iemand die het wapen vasthield. Kate staarde ernaar. Naar zichzelf.

Zij was het zonder twijfel, tot in de kleinste details. Hetzelfde korte rode haar. Hetzelfde lenige figuur. Maar deze versie van haar droeg andere kleren. Ze was gekleed in het groen en bruin van het bos. Haar ogen waren ook anders, bladgroen van rand tot rand, en allesbehalve menselijk. Terwijl Kate naar haar keek, trok haar andere versie Wills zwaard. Ze sneed ermee door de lucht, alsof ze het wilde testen.

“Jij bent mij niet,” zei Kate.

 

“Jij bent mij niet,” zei de andere Kate. Ze had exact dezelfde toon, dezelfde stem. “Je bent gewoon een goedkope kopie, nog niet half zo goed.”

“Geef me het zwaard,” eiste Kate.

De andere Kate schudde haar hoofd. “Ik denk dat ik hem hou. Jij verdient hem niet. Jij bent gewoon uitschot uit het weeshuis. Geen wonder dat het niets werd met Will.”

Kate stormde op haar af en zwaaide met alle sterkte en furie die ze kon opbrengen met haar oefenzwaard, alsof ze het wezen met pure kracht kon uitschakelen. Maar haar oefenzwaard werd tegengehouden door het staal van de echte versie.

Ze stak en sneed, veinsde en sloeg, en viel aan met alle vaardigheden die ze had opgedaan tijdens Siobhans wrede training. Kate benutte de kracht die de fontein haar had geschonken tot het uiterste, en gebruikte al haar snelheid om door de verdediging van haar tegenstander heen te breken.

De andere versie van haar pareerde elke aanval perfect, en leek elke beweging die Kate maakte te anticiperen. Toen ze terugsloeg, kon Kate haar aanvallen maar nauwelijks afweren.

“Je bent niet goed genoeg,” zei de andere versie van haar. “Je zult nooit goed genoeg zijn. Je bent zwak.”

Haar woorden raakten Kate bijna net zo hard als de impact van haar aanvallen. Ze deden pijn, en dat kwam vooral omdat Kate het vermoeden had dat ze de waarheid sprak. Hoe vaak hadden ze het wel niet gezegd in het Huis der Onbekenden? Hadden Wills vrienden het haar niet bewezen op het trainingsveld?

Kate gaf een schreeuw van woede en viel weer aan.

“Geen controle,” zei haar andere zelf terwijl ze de aanvallen afweerde. “Geen overwegingen. Niets dan een klein meisje dat krijgertje speelt.”

Kates spiegelbeeld haalde uit, en Kate voelde de pijn van het zwaard dat haar heup raakte. Even voelde het niet anders dan de vergankelijke zwaarden die haar zo vaak hadden geraakt, maar deze keer trok de pijn niet weg. Deze keer was er bloed.

“Hoe voelt dat nu, om te weten dat je gaat sterven?” vroeg haar tegenstander.

Angstaanjagend. Het voelde angstaanjagend, want Kate wist dat het de realiteit was. Ze kon deze tegenstander niet verslaan. Ze kon haar zelfs niet overleven. Ze zou hier sterven, in deze cirkel van doorns.

Kate rende naar de rand en smeet haar houten zwaard opzij, want het vertraagde haar slechts. Ze sprong naar de rand van de cirkel en hoorde het gelach van haar spiegelbeeld achter zich. Kate bedekte haar gezicht met haar handen en sloot haar ogen tegen de doorns, hopend dat het genoeg zou zijn.

Terwijl ze erdoorheen rende, rukten de doorns aan haar kleren en de onderliggende huid. Kate voelde bloed vloeien, maar ze dwong zichzelf door de struiken heen, en durfde haar ogen pas open te doen toen ze aan de andere kant weer naar buiten kwam.

Ze keek om. Ze was er half van overtuigd dat haar spiegelbeeld haar achterna was gegaan, maar Kate zag dat ze was verdwenen. Het zwaard lag weer op de boomstronk, alsof ze er nooit was geweest.

Ze zakte in elkaar. Haar hart bonsde hevig van de inspanning. Ze bloedde overal, zowel van de doorns als van de wond op haar heup. Ze rolde op haar rug en staarde naar het bladerdak, terwijl de pijn in golven over haar heen stroomde.

Siobhan verscheen in haar gezichtsveld en keek op haar neer met een mix van teleurstelling en medelijden. Kate wist niet welke van de twee erger was.

“Ik zei toch dat je niet klaar was,” zei ze. “Ben je nu wel klaar om te luisteren?”

HOOFDSTUK VIJF

Vrouwe Emmeline Constance Ysalt d’Angelica, stond er op het briefje, Markiezin van Sowerd en Vrouwe van de Orde van de Sjerp. Angelica was minder onder de indruk van het gebruik van haar volledige naam, dan van de bron van het briefje: de Weduwe had haar opgeroepen voor een persoonlijk gesprek.

Oh, ze had het niet op die manier gebracht. Er stonden zinnen in over “verrukt om het genot van uw gezelschap te verzoeken,” en “in de hoop dat het u schikt.” Angelica wist net zo goed als iedereen dat een verzoek van de Weduwe gelijk stond aan een bevel, ook al was het de Assemblee van Aristocraten die de wetten maakte.

Ze dwong zichzelf om niets van haar bezorgdheid te laten zien terwijl ze naar de vertrekken van de Weduwe liep. Ze keek niet nerveus in spiegels, en wriemelde niet onnodig met haar vingers. Angelica wist dat ze er perfect uitzag vanwege de tijd die ze elke ochtend met haar dienstmeisjes voor de spiegel doorbracht, zódat ze er perfect uitzag. Ze wriemelde niet omdat ze perfecte controle over zichzelf had. Trouwens, waar zou ze zich zorgen over moeten maken? Ze had alleen maar een afspraak met een oude vrouw. Het was niet alsof ze de schuilplaats van een schaduwkat inliep.

Angelica probeerde dat te onthouden terwijl ze de deuren van de oude vrouw naderde. Een bediende duwde ze open en kondigde haar aan.

“Milady d’Angelica!”

Ze zou zich veilig moeten voelen, maar de realiteit was dat dit de koningin van het koninkrijk was, en Sebastians moeder, en Angelica had te veel gedaan in haar leven om zeker te weten dat ze afkeuring kon vermijden. Toch liep ze naar voren, en dwong ze zichzelf om een zorgvuldig gecreëerd masker van zelfverzekerdheid te projecteren.

Ze was nog niet eerder in de privévertrekken van de Weduwe geweest. Om eerlijk te zijn waren ze wat teleurstellend, ontworpen met een soort simpele grandeur die al zeker twintig jaar uit de tijd was. Er waren te veel donkere houten panelen naar Angelica’s smaak, en hoewel er wel goud en zijde aanwezig was, kwamen de ruimtes nog altijd niet in de buurt bij de extravagantie die Angelica gekozen zou hebben.

“Had je iets meer verwacht, liefje?” vroeg de Weduwe. Ze zat bij een raam dat uitzicht bood over de tuinen, op een stoel gemaakt van donker hout en groen leer. Er stond een tafel met inlegwerk tussen haar en een andere, slechts subtiel minder hoge stoel. Ze droeg een relatief eenvoudige dagjurk zonder al te veel opsmuk, en een diadeem in plaats van een kroon. Maar er was nog altijd geen twijfel over de autoriteit van de oudere vrouw.

Angelica boog. Een gepaste buiging, niet één van de simpele bewegingen zoals die van een dienstmeid. Zelfs bij iets als dit waren de subtiele gradaties van status belangrijk. De seconden sleepten zich voort terwijl Angelica wachtte op toestemming om op te staan.

“Kom alsjeblieft zitten, Angelica,” zei de Weduwe. “Zo wil je graag genoemd worden, nietwaar?”

“Ja, uwe Majesteit.” Angelica had het vermoeden dat ze maar al te goed wist hoe ze genoemd wilde worden. Ze merkte ook op dat er geen corresponderende hint van informaliteit was bij Sebastians moeder.

Desondanks was ze plezierig genoeg. Ze bood haar een kruidenthee met frambozen aan uit een pot die duidelijk net gezet was, en serveerde Angelica een stukje vruchtencake met haar eigen zorgvuldig gehandschoende hand.

“Hoe gaat het met je vader, Angelica?” vroeg ze. “Heer Robert was altijd trouw aan mijn echtgenoot toen hij nog leefde. Is zijn ademhaling nog slecht?

“De frisse lucht op het platteland doet hem goed, uwe Majesteit,” zei Angelica. Ze dacht aan de uitgestrekte landgoederen waar ze maar wat graag uit de buurt bleef. “Hoewel hij niet zo vaak meer op jacht gaat als hij vroeger deed.”

“De jonge mannen rijden in de voorhoede van de jacht,” zei de Weduwe, “terwijl de meer verstandige zielen achterblijven en op hun eigen tempo rijden. Toen ik met jachten meeging, was het met een valk, niet met een roedel blaffende honden. Valken zijn minder roekeloos, en ze zien meer.”

“Een uitstekende keuze, uwe Majesteit,” zei Angelica.

“En je moeder, is zij nog steeds bezig met haar bloemen?” vroeg de Weduwe terwijl ze aan haar thee nipte. “Ik heb haar altijd benijd om de prijstulpen die ze kweekte.”

“Ik geloof dat ze aan een nieuwe variant werkt, uwe Majesteit.”

“Ongetwijfeld om soorten met elkaar te combineren,” zei de Weduwe peinzend, en ze zette haar kopje neer.

Angelica vroeg zich af wat hier het punt van was. Ze betwijfelde dat de machthebber van het koninkrijk haar hierheen had laten komen om de onbeduidende details van haar familie te bespreken. Als zij zou regeren, zou Angelica zeker geen aandacht hebben besteed aan dergelijke zinloze zaken. Angelica nam nauwelijks de moeite voor het doorlezen van de brieven die afkomstig waren van de landgoederen van haar ouders.

“Verveel ik je, liefje?” vroeg de Weduwe.

“Nee, natuurlijk niet, uwe Majesteit,” zei Angelica haastig. Dankzij de burgeroorlogen kon het koningshuis niet langer aristocraten gevangenzetten zonder rechtszaak, maar het was nog altijd geen goed idee om het risico te nemen hen te beledigen.

“Ik kreeg namelijk de indruk dat je mijn gezin fascinerend vond,” vervolgde de Weduwe. “In het bijzonder mijn jongste zoon.”

Angelica verstijfde, niet zeker wat ze nu moest zeggen. Ze had moeten weten dat een moeder haar interesse in Sebastian wel opgemerkt zou hebben. Was dat wat dit was? Een beleefd verzoek om hem met rust te laten?

“Ik weet niet wat u bedoelt,” antwoordde Angelica, die besloot dat ze het beste de rol van de bedeesde, jonge aristocrate kon spelen. “Prins Sebastian is natuurlijk erg knap, maar—”

“Maar je poging om hem te verdoven en hem voor jezelf te claimen ging niet zoals gepland?” vroeg de Weduwe, en nu klonk haar stem zo hard als staal. “Dacht je dat ik niet over dat kleine trucje zou horen?”

Nu begon Angelica bang te worden. De Weduwe was dan wel niet in staat zijn om haar zonder reden te laten executeren, maar executie was wel het gevolg van een aanslag op een lid van de koninklijke familie, zelfs met een rechtszaak. Misschien vooral met een rechtszaak, omdat er ongetwijfeld mensen zouden zijn die een voorbeeld wilden stellen voor anderen, of haar uit de weg wilden ruimen, of wraak wilden nemen op haar familie.

“Uwe Majesteit—” begon Angelica, maar de Weduwe onderbrak haar door haar vinger op te steken. In plaats van te spreken nam ze echter de tijd om haar kopje leeg te drinken, dat ze vervolgens in het haardvuur smeet. Het porselein brak met een geluid dat Angelica aan brekende botten deed denken.

“Een aanslag op mijn zoon is verraad,” zei de Weduwe. “Een poging om mij te manipuleren, en mijn zoon tot een huwelijk te dwingen, is verraad. Verraad dat volgens de traditie wordt bestraft met het Masker van Lood.”

Angelica’s maag trok zich samen bij de gedachte. Het was een afschuwelijke strafmaatregel van vroeger, één die ze nog nooit uitgevoerd had gezien. Men zei dat mensen al zelfmoord pleegden bij de gedachte eraan.

“Heb je erover gehoord?” vroeg de Weduwe. “De verrader krijgt een metalen masker op, waar gesmolten lood in wordt gegoten. Een afschuwelijke dood, maar doodsangst kan zo zijn voordelen hebben. En het zorgt er natuurlijk voor dat er een afgietsel van het gezicht kan worden genomen, om als herinnering aan de anderen te tonen.”

Ze pakte iets dat naast haar stoel lag. Het zag eruit als één van de vele maskers van de Gemaskerde Godin, die door het hele hof hingen. Deze had echter de indruk van een gezicht. Een doodsbang, gekweld gezicht.

“Allan van Courcer besloot tegen de kroon in opstand te komen,” zei de Weduwe. “We hebben de meeste van zijn mannen gewoon opgehangen, maar van hem hebben we een voorbeeld gemaakt. Ik kan me het geschreeuw nog goed herinneren. Het is grappig hoe die dingen blijven hangen.”

Angelica liet zich bijna hopeloos van haar stoel op haar knieën zakken, en keek naar de vrouw op.

“Alstublieft, uwe Majesteit,” smeekte ze, want op dat moment leek smeken haar enige optie. “Alstublieft, ik zal alles doen.”

“Alles?” zei de Weduwe. “Alles is een groot woord. Wat als ik wilde dat je de grond van je familie aan me schenkt, of als spion aan de slag gaat in het Nieuwe Leger dat uit de continentale oorlogen lijkt te ontstaan? Wat als ik besluit dat je je straf in één van de Verre Koloniën moet uitzitten?”

Angelica keek naar dat angstaanjagende dodenmasker, en wist dat er maar één antwoord op die vraag was.

“Alles, uwe Majesteit. Maar alstublieft, niet dat.”

Ze haatte het om zo te zijn. Ze behoorde tot de meest vooraanstaande aristocraten van het land, maar nu voelde ze zich zo hulpeloos als de laagste landarbeider.

“Wat als ik wil dat je met mijn zoon trouwt?” vroeg de Weduwe.

Angelica staarde haar wezenloos aan, alsof ze haar woorden niet begreep. Als de vrouw had gezegd dat ze haar een kist met goudstukken zou geven en haar vervolgens weg zou sturen, zou het nog logischer hebben geklonken dan dit.

 

“Uwe Majesteit?”

“Blijf daar niet zo zitten terwijl je naar lucht hapt als een vis,” zei de vrouw. “Ga weer zitten. Je kunt op zijn minst proberen om eruit te zien als de beschaafde jonge vrouw waar mijn zoon mee moet trouwen.”

Angelica dwong zichzelf om weer op de stoel te gaan zitten. Toch had ze het gevoel dat ze ieder moment kon flauwvallen. “Ik weet niet zeker of ik het wel begrijp.”

De Weduwe zetten haar vingertoppen tegen elkaar. “Er valt niet veel te begrijpen. Ik ben op zoek naar een geschikte persoon om met mijn zoon te trouwen. Je bent mooi genoeg, komt uit een welgestelde familie, hebt goede banden met het hof, en uit je kleine plannetje blijkt dat je wel degelijk interesse hebt in de rol. Het is een regeling die uiterst gunstig is voor alle betrokkenen, denk je niet?”

Angelica begon weer een beetje tot zichzelf te komen. “Ja, uwe Majesteit. Maar—”

“Het is in ieder geval beter dan de alternatieven,” zei de Weduwe terwijl ze met haar vinger over het dodenmasker gleed. “In elke zin van het woord.”

Als ze het zo bracht, had Angelica geen keus. “Dat zou me zeer gelukkig maken, uwe Majesteit.”

“Je geluk is mijn zorg niet,” snauwde de Weduwe terug. “Het welzijn van mijn zoon en de veiligheid van dit rijk zijn dat wel. Jij zult geen van beide in gevaar brengen, want anders zwaait er wat.”

Angelica hoefde niet te vragen naar wat er zou zwaaien. Op dat moment voelde ze doodsangst door haar aderen stromen. Ze haatte dat. Ze haatte deze oude heks, die zelfs van iets wat ze wilde een dreigement kon maken.

“En Sebastian dan?” vroeg Angelica. “Van wat ik op het bal heb gezien, liggen zijn interesses… elders.”

Bij het roodharige meisje dat claimde uit Meinhalt te komen, maar die zich niet gedroeg als enig andere aristocrate die Angelica ooit had ontmoet.

“Dat zal niet langer een probleem zijn,” zei de Weduwe.

“Maar toch, als hij nog liefdesverdriet heeft…”

De vrouw keek haar doordringend aan. “Sebastian zal zijn plicht vervullen, zowel voor het rijk als voor zijn familie. Hij zal trouwen met wie hij moet trouwen, en we zullen er een vreugdevolle gelegenheid van maken.”

“Ja, uwe Majesteit,” zei Angelica, en ze sloeg haar ogen onderdanig neer. Zodra ze eenmaal met Sebastian getrouwd was, zou ze misschien niet meer zo hoeven buigen en kruipen. Maar voor nu zou ze zich gedragen zoals het hoorde. “Ik zal onmiddellijk naar mijn vader schrijven.”

De Weduwe wuifde dat weg. “Dat heb ik al gedaan, en Robert geeft zijn zegen. De voorbereidingen voor de bruiloft worden al getroffen. Ik heb van de koeriers begrepen dat je moeder is flauwgevallen toen ze het nieuws hoorde, maar ja, ze heeft altijd al een gevoelig karakter gehad. Ik vertrouw erop dat het geen eigenschap is die je aan mijn kleinkinderen zult doorgeven.”

Ze deed het klinken alsof het een ziekte was. Angelica was echter meer geërgerd door het feit dat ze alles al had geregeld zonder dat zij op de hoogte was gebracht. Toch deed ze haar best om de dankbaarheid te tonen die van haar verwacht werd.

“Dank u, uwe Majesteit,” zei ze. “Ik zal ernaar streven om de beste schoondochter te worden die u zich kunt wensen.”

“Vergeet alleen niet dat het feit dat je mijn dochter wordt niet betekent dat je een voorkeursbehandeling krijgt,” zei de Weduwe. “Je bent geselecteerd om een taak uit te voeren, en dat zal je naar mijn tevredenheid doen.”

“Ik zal Sebastian gelukkig maken,” zei Angelica.

De Weduwe ging staan. “Zorg daarvoor. Maak hem zo gelukkig dat hij nergens anders aan kan denken. Maak hem gelukkig genoeg om gedachten aan… anderen uit zijn hoofd te drijven. Maak hem gelukkig, schenk hem kinderen, doe alles wat de echtgenote van een prins dient te doen. Als je dat doet, zal jij ook een gelukkige toekomst hebben.”

Angelica’s temperament stond haar niet toe dat langs zich heen te laten glijden. “En als het me niet lukt?”

De Weduwe keek haar aan alsof ze niets waard was, alsof ze niet tot de belangrijkste aristocraten van het land behoorde.

“Je probeert sterk te zijn, in de hoop dat ik je als een soort gelijke zal gaan respecteren,” zei ze. “Misschien hoop je dat ik iets van mezelf in je zie, Angelica. Misschien is dat ook wel zo, maar dat is niet per definitie iets positiefs. Er is één ding dat je vanaf nu goed moet onthouden: je bent mijn bezit.”

“Nee, u—”

De mep was niet hard. Het zou geen blauwe plek achterlaten. Het deed niet eens pijn, behalve dan voor Angelica’s trots. Daar brandde het.

“Je bent mijn bezit, als een meisje met arbeidscontract,” herhaalde de Weduwe. “Als je me teleurstelt, zal ik je verwoesten voor wat je hebt getracht mijn zoon aan te doen. De enige reden dat je hier zit in plaats van in een cel, is omdat je op deze manier nuttiger voor me bent.”

“Als een echtgenote voor uw zoon,” merkte Angelica op.

“Als dat, en als afleiding voor hem,” antwoordde de Weduwe. “Je zei dat je alles zou doen. Vertel het me als je van gedachten bent veranderd.”

Want dan zou Angelica de meest afschuwelijke dood krijgen die ze zich kon voorstellen.

“Nee, dat dacht ik al. Je zult de perfecte vrouw zijn. Op den duur zal je de perfecte moeder zijn. Je brengt me op de hoogte als er problemen zijn. Je gehoorzaamt mij. Als je faalt, zal het Masker van Lood verbleken vergeleken bij wat er met je zal gebeuren.”

Бесплатный фрагмент закончился. Хотите читать дальше?
Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»