Бесплатно

Een Troon Voor Zusters

Текст
Из серии: Een Troon Voor Zusters #1
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена
Отметить прочитанной
Een Troon Voor Zusters
Een Troon Voor Zusters
Бесплатная аудиокнига
Читает Mike Kuyt
Подробнее
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK ZESTIEN

Kate kon zich niet herinneren dat ze ooit het gevoel had gehad deel van een gezin uit te maken. Nee, dat was niet waar, want ze had haar zus en die band was als een constante geruststelling in haar hoofd. Ze had ook vage beelden en flarden van de tijd voor het weeshuis. Een glimlachend gezicht dat op haar neerkeek. Een kamer waar alles zo groot had geleken.

Maar zoiets als dit had ze nooit gehad: ze had nog nooit aan tafel gezeten met een gezin, en stoofpot en brood gegeten, het gevoel gehad dat ze erbij hoorde. Thomas en Will lachten. Zelfs Winifred leek blijer dan toen Kate was gearriveerd, maar dat was logisch. Ze was gekomen als dievegge; ze was gebleven als iemand die in de smederij kon helpen.

Het hielp ook dat Will er was. Zijn aanwezigheid leek alles beter te maken. Zijn moeder was gerustgesteld, zijn vader blij dat hij veilig thuis was. Kate vond het fijn om gewoon naar hem te kijken, en die gedachte deed haar beschaamd wegkijken.

“Blijf je lang thuis?” vroeg zijn moeder.

Kate zag Will zijn hoofd schudden.

“Je weet dat het niet zo werkt, moeder,” zei hij. “De vrije vennootschappen zitten nooit lang stil. De oorlogen aan de andere kant van het Mes-Water worden erger. Havvers is in handen van de Herroepers en de contingenten van het Ware Rijk. Het vennootschap van Heer Marl werd betaald om een eind te maken aan een opstand in de Serralt Vallei, en toen kwamen ze erachter dat ze een crimineel vennootschap hadden opgezet om iedereen te beroven die ze konden beroven.”

“Dat klinkt gevaarlijk,” zei Winifred. Kate kon de bezorgdheid in haar stem horen. Kate kon het haar niet kwalijk nemen. Ze wilde haar zoon beschermen.

Kate wilde meer horen over het opwindende leven van een soldaat.

“Hoe is het om deel uit te maken van een van de vennootschappen?” vroeg Kate. “Is het anders dan een gewone soldaat zijn?”

Will haalde zijn schouders op.

“Het verschilt niet zoveel. Er zijn maar een beperkt aantal manieren waarop een leger kan functioneren,” zei Will. Hij klonk een beetje alsof hij probeerde zichzelf te overtuigen. “Hoewel het leger van het koninkrijk niet zo groot is. Het heeft altijd vertrouwd op de loyaliteit van de bevelhebbers van de vennootschappen en de mogelijkheid om hun diensten af te nemen.”

Dat klonk niet bepaald als een goede regeling, vond Kate.

“Wat gebeurt er als iemand anders meer geld biedt?” vroeg ze.

Thomas beantwoordde die vraag. “Dan krijg je een leger waarvan de helft halverwege het conflict van kant wisselt. Maar de voorouders van de weduwe zijn altijd in staat geweest om hun vijanden te overbieden. En het is beter dan wat er tijdens de burgeroorlogen gebeurde.”

“Met een groot centraal leger dat de mensen afslachtte,” zei Will. “Ik denk niet dat de Assemblee van Aristocraten dat nu nog zou toestaan. Hoewel Prins Rupert het leger wel weer een beetje heeft uitgebreid.”

Kate zag Winifred haar hoofd schudden.

“Genoeg gepraat over oorlog en geweld en moorden,” zei ze. “Ik vind het geen prettig gevoel dat je spoedig weer terugkeert naar al die wreedheden, Will.”

“Het is veilig genoeg, Moeder,” zei hij terwijl hij haar hand vastpakte. “Het grootste deel van de oorlog bestaat uit wachten. De vennootschappen gaan elkaar zo veel mogelijk uit de weg en Heer Cranston is altijd voorzichtig met betrekking tot waar hij zijn mannen inzet.”

Kate was daar niet helemaal gelukkig mee. “Ik hoopte op avontuurlijke verhalen.”

“Ik weet niet zeker of ik daar veel van heb,” antwoordde Will. Hij zag de teleurgestelde blik op haar gezicht. “Maar ik heb er wel een paar. Ik zal ze vertellen als moeder er niet is, zodat ze zich geen zorgen hoeft te maken.”

“Ik maak me altijd zorgen als je gaat vechten,” zei Winifred.

Ze aten verder. Kate zocht naar excuses om Will meer over zijn leven te vragen. Vreemd genoeg leek hij net zo geïnteresseerd in haar als zij in hem.

“Dus je bent pas een dag bezig om mijn vader in de smederij te helpen?” vroeg hij.

Kate knikte. “Ik… ik ben afgelopen nacht gearriveerd.”

“Ze is een dievegge,” corrigeerde Winifred. “Ze wilde ons beroven van alles dat we hebben.”

Kate bleef heel stil zitten toen de andere vrouw dat zei. Ze kon zien dat Wills moeder haar nog steeds niet echt mocht en ze had het vermoeden dat dat veel te maken had met de manier waarop ze bij de smederij was verschenen. Maar ze had echter ook het gevoel dat het te maken had met andere dingen: het talent dat ze had, en het teken van een onvrije op haar kuit.

“Niet alles,” zei Thomas, die Kate’s ongemakkelijke gevoel oppikte. “En ze is een harde werkster, Winifred.”

“Ja, dat zal wel.”

Kate kon genoeg van de gedachten van de vrouw zien om te weten dat het eerder wantrouwen dan afkeer was. Ze wist niet wat Kate van plan was, en het feit dat Winifred mensen met haar gave niet zo erg vertrouwde als haar echtgenoot hielp ook niet. Kate hield haar mond, want ze wilde niet wrikken op plekken waar ze niet gewenst was.

“Dit klinkt als een heel interessant verhaal,” zei Will. “Kate, daar moet je me meer over vertellen. Misschien… kunnen we later de stad in gaan, samen?”

Zelfs zonder Winifreds gedachten te lezen kon Kate haar ontzetting voelen.

“Will, ik denk niet dat -”

“Ik weet zeker dat dat geen probleem is,” zei Thomas. “Gaan jullie twee maar.”

Kate wilde niets liever.

***

Het was natuurlijk niet zo simpel als gewoon vertrekken. Kate moest haar zwaard nog aan Thomas laten zien en een paar kleine aanpassingen doen. Hij stelde voor dat de klink dikker moest zijn, en de rand minder hoekig.

En dan waren er nog de klusjes die Winifred ineens voor haar had gevonden, van opruimen op de binnenplaats tot het schillen van groenten in het huis. Kate wist wat ze probeerde te doen: tijd rekken zodat ze niet meer de stad in kon met haar zoon.

Kate slaagde erin om ertussenuit te glippen toen ze niet keek, hoewel Thomas haar wel zag. Hij knikte instemmend. Dat was goed, want Kate wilde hem niet boos maken.

Will stond op de binnenplaats op haar te wachten en Kate kon de opwinding van zijn gezicht aflezen.

“Ben je klaar om te gaan?” vroeg hij. “Wilde je je eerst nog opfrissen, of -”

“Hoezo?” vroeg Kate. “Zie ik er niet goed genoeg uit om met je uit te gaan?”

“Je ziet er geweldig uit,” zei Will. Dat was vreemd, want Kate was het niet gewend om complimentjes te krijgen. Sophia was altijd degene die complimentjes kreeg, niet zij.

“Mooi,” zei ze. “Trouwens, ik denk dat je moeder zal proberen om me eeuwig hier te houden als we nu niet vertrekken.”

“Dan kunnen we maar beter gaan,” zei Will met een lach en een laatste blik op het huis. Hij reikte naar Kate’s hand, en tot haar eigen verbazing liet ze het toe.

Ze liepen naar de stad, en het was duidelijk dat Will de weg goed kende. Terwijl de zon langzaam onderging, leidde hij haar door brede straten. Kate bekeek de mensen die er rondliepen. De meesten van hen waren gewoon mensen die onderweg waren naar huis, maar er waren ook entertainers op straat: een man die op stelten liep die hoger waren dan Kate en een stel worstelaars die in een met zand gevulde kuil met elkaar vochten.

“Waar gaan we heen?” vroeg Kate.

“Ik dacht dat we wel naar het theater konden gaan,” zei Will. “De Acteurs van de Oude Koning doen een versie van Het Verhaal van Cressa.”

Kate wilde niet toegeven dat ze nog nooit van het toneelstuk of de acteurs had gehoord, want ze was in de veronderstelling dat het wel bekend was bij iedereen die niet was opgegroeid in het Huis van de Niet-Opgeëisten. Dus ze liep met Will mee terwijl hij haar naar een groot, rond, schuurachtig gebouw leidde, dat van buiten was beschilderd met opzichtige scenes. Er stonden al een paar mensen te wachten tot ze naar binnen konden, terwijl de acteurs bij de deur stonden om een cent entreegeld te vragen.

Will betaalde voor hen beiden. Kate stond in het midden van een menigte die zo dicht op elkaar stond dat ze nauwelijks adem kon halen.

“Gaat het?” vroeg Will.

Kate knikte. “Ik ben alleen nog nooit in een theater geweest. Het is erg druk.”

Het duurde niet lang voor het toneelstuk begon en Kate werd meegesleurd door het verhaal over een meisje die het hele schiereiland Krul moest afreizen, op zoek naar een jongen wiens liefde ze was verloren. Kate kon zich niet voorstellen om zo ver voor een jongen te reizen, maar ze was geboeid door het spektakel. De Acteurs van de Oude Koning hadden duidelijk door dat hun publiek actie, muziek, vuurwerk en verrassingen wilde. Ze voldeden aan die verwachtingen, ondanks het feit dat ze hun spel zo nu en dan even onderbraken voor rijmende speeches, in een poging het geheel voller te maken. Kate betrapte zichzelf erop dat ze hardop lachte bij de komische momenten en verlangend toekeek tijdens de gevechten.

Ze merkte ook dat ze Williams hand de hele tijd vasthield. Ze wilde hem niet loslaten, of het risico lopen dat contact te verliezen. Ze wist niet of ze het hele schiereiland Krul voor hem zou afreizen, maar ze zou zich zeker een weg door een druk theater vechten mocht ze hem kwijtraken.

Tegen de tijd dat ze met de rest van de menigte naar buiten stroomden, was Kate ademloos. Ze voelde zich levendig en wakker.

“We moeten maar naar huis gaan,” zei Will, maar zijn gedachten waren het niet met zijn woorden eens.

Ik wil nog niet.

“Straks,” zei Kate, die zijn gedachten uitsprak. “Voor nu… kunnen we gewoon een stukje lopen?”

 

Dat leek Will te verrassen, alsof hij had verwacht dat ze zo snel mogelijk terug zou willen, maar hij knikte enthousiast.

“Zeker weten. We kunnen naar de daktuinen.”

Kate wist niet wat dat waren. Ze was aangenaam verrast toen Will haar na een paar straten naar een ladder bracht, die naar de daken van de stad leidde. Even dacht Kate aan de schuilplaats die zij en haar zus hadden gevonden, verscholen achter de schoorstenen, waar niemand hen kwaad kon doen.

“Wil je naar boven?” vroeg Kate.

“Vertrouw me,” zei Will.

Tot haar eigen verbazing deed Kate dat ook. Normaal gesproken zou ze niemand zo snel vertrouwen. Ze begon te klimmen en pas toen ze de top bereikte zag ze wat er was. Er stond een rij bomen op het dak, in een tuin die zich over meerdere huizen leek uit te strekken.

“Dit is schitterend,” zei Kate. “Het is als een stukje van het platteland, midden in de stad.”

Het was meer dan dat; het was hoopvol en tegendraads, een plek van groei en groen in het midden van de overweldigende druk van de stad.

Will knikte. “Ze zeggen dat het door een man van adel is aangelegd als plek om na te denken. Maar nadat hij gestorven was, zijn de mensen er gewoon mee doorgegaan.” Ze liepen om de bomen heen, waar hangende lantaarns nachtvlinders aantrokken. “Je hebt waarschijnlijk niet veel van de stad kunnen zien als je in een weeshuis bent opgegroeid.”

Kate verstijfde even, want ze wist dat ze Will daar niet over verteld had. Misschien had zijn moeder het hem verteld, in de hoop hem te overtuigen dit niet te doen. Ze wist dat Winifred niet echt een hekel aan haar had, maar alleen bezorgd was over de gevolgen die Kate’s aanwezigheid zou kunnen hebben.

“Nee. Ze lieten de deur altijd open, maar dat was om ons te treiteren. Je kon vertrekken, maar je wist altijd dat je nergens heen kon. En als je wegging en weer terugkwam…”

Kate wilde niet denken aan de straffen die daarop stonden. Het Huis van de Niet-Opgeëisten was zelfs in de beste tijden een kwaadaardige plek geweest, maar de straffen waren bedoeld om de meisjes te breken.

“Dat klinkt afschuwelijk,” zei Will. Kate wilde geen medeleven, want ze wilde niet iemand zijn die dat nodig had. Toch leek het anders als het van Will kwam.

“Dat was het ook,” zei Kate. “Ze wisten dat ze ons zouden verkopen, dus ze probeerden ons tot gehoorzame meisjes te maken die net genoeg vaardigheden hadden om een aristocraat zijn wijn te brengen of om als contractarbeider aan de slag te gaan.” Kate zweeg even en zette haar hand tegen een boom. “Maar het maakt niet uit. Ik ben er niet meer.”

“Dat klopt,” zei Will. “En ik ben blij dat je hier bent.”

Kate glimlachte naar hem. “Hoe zit het met jou?” vroeg ze. “Ik heb het vermoeden dat de oorlog niet zo saai en veilig is als je je moeder probeert wijs te maken.”

Sterker nog, ze had het vermoeden dat het allesbehalve veilig was. Ze wilde de waarheid horen, de verhalen over gevechten en de plekken waar Will was geweest. Ze wilde alles horen wat hij haar te vertellen had.

“Niet echt,” zei Will met een zucht. “Heer Cranston probeert zo veel mogelijk conflicten te vermijden, maar wanneer je wel moet vechten is het vreselijk. Er is overal geweld. En zelfs als je niet hoeft te vechten, dan is er nog het smerige eten, het risico op ziektes -”

“Je laat het wel heel heroïsch klinken,” zei Kate met een lach.

Will schudde zijn hoofd. “Dat is het niet. Als de oorlogen zich over het Mes-Water uitbreiden en hierheen komen, zullen de mensen daar wel achter komen.”

Kate hoopte dat dat niet zou gebeuren, maar tegelijkertijd was er een deel van haar dat er naar verlangde, omdat ze dan de kans zou krijgen om te vechten. Ze wilde vechten. Ze zou tegen de hele wereld vechten als het moest. Het deed er niet toe hoe verschrikkelijk het zou zijn. Er zou ook glorie wachten.

“De helft van de tijd zijn de gevechten slechts wraakacties voor andere gevechten die een eeuwigheid geleden hebben plaatsgevonden,” zei Will. “Wraak is zinloos.”

Daar was Kate niet zo zeker van. “Er zijn een paar mensen waar ik wel wraak op wil nemen.”

“Het haalt niets uit, Kate,” zei Will. “Je neemt wraak, en daarna willen zij weer wraak, tot er niemand meer over is.” Hij zweeg even en lachte toen. “Hoe is dit gesprek ineens zo somber geworden? We zouden het juist naar ons zin moeten hebben.”

Kate raakte zijn arm aan, wensend dat ze het lef had om meer te doen. Ze vond Will leuk.

“Ik heb het ook naar mijn zin,” zei ze. “En ik vind je heel dapper, met je regiment. Ik zou het graag willen zien.”

Will glimlachte. “Ik denk niet dat het zo flitsend is als je denkt.”

Kate had het vermoeden dat het alles was dat ze hoopte, en meer.

“Desondanks,” zei Kate.

Toen Will knikte, kon ze haar geluk niet op. “Goed dan,” zei hij. “Maar morgenochtend. Het ziet er indrukwekkender uit bij daglicht.”

Kate kon nauwelijks wachten.

HOOFDSTUK ZEVENTIEN

Sophia zwierf door het paleis en het was onmogelijk voor haar om niet te denken aan hoeveel geluk ze had gehad. Ze had nooit iets gehad, en nu… nu leek het of dit echt haar leven zou worden. Ze had de plek gevonden waar ze naar had gezocht, en het was alles waar ze op had kunnen hopen. Het paleis was schitterend.

Sophia wilde hier kunnen blijven. Maar bovenal wilde ze hier met Sebastian kunnen blijven. Ze staarde naar een schilderij van een allang overleden aristocraat, terwijl ze nadacht over wat ze kon doen om ervoor te zorgen dat Sebastian haar niet zou vragen om te vertrekken. Het was duidelijk dat hij haar leuk vond, maar hoe kon Sophia weten of hij serieus was? Ze was nu gelukkig, maar het voelde zo fragiel. Ze wilde het door niets laten verpesten.

Sophia bleef ronddwalen, niet wetend waar ze nu heen moest. Ze wilde niet naar Sebastians vertrekken terug, want dat zou voelen alsof Angelica en haar vriendinnen haar daarheen hadden gedreven om zich te verstoppen, of alsof ze hier vastzat, wachtend tot Sebastian haar zou komen redden. Ze wilde ook niet terug naar de bibliotheek, want er was een grote kans dat de meisjes daar nog waren.

Dus liep ze naar een galerij waar mensen rondliepen om de schilderijen te bewonderen, en daarna naar de dienstvertrekken om te proberen de weg beter te leren kennen. Ze liep naar een glazen solarium, waar tere planten waren neergezet om te groeien en bracht een tijdje in een nis door waar het leek of er niemand langs zou komen.

Toen drong het tot Sophia door dat ze zich niet moest aanstellen. Ze had tenslotte een vriendin in het paleis.

Het duurde even voor ze Cora gevonden had. Ze zocht vanaf de balzaal tot ze de ruimte vond waar het dienstmeisje haar vak uitoefende.

“Mijn vrouwe,” zei Cora met een glimlach toen ze Sophia zag. “Ga zitten. Ik zal je wangen even poederen.”

“Cora, je hoeft me niet zo te noemen,” zei Sophia.

Cora knikte. “Jawel, en jij kunt er maar beter aan gewend raken. Van wat ik heb gehoord over jou en Prins Sebastian, blijf je hier nog wel een tijdje. Je mag niet vergeten wie je bent.”

“Wie ik pretendeer te zijn, bedoel je?” vroeg Sophia. Sophia van Meinhalt voelde net als het masker dat ze naar het bal had gedragen.

Cora duwde haar in de stoel. “Dat kun je hier niet zeggen. Je weet niet wie er meeluistert. Van nu af aan ben je Sophia van Meinhalt.”

Wat er met ons gebeurt als de weduwe erachter komt dat haar zoon is misleid, weet ik niet.

Sophia ving die gedachte duidelijk op. Ze kon wel begrijpen dat er spionnen konden rondlopen, of gewoon bediendes die zich in een positie bevonden waarin ze meer konden horen dan de bedoeling was. Zij had tenslotte haar hele leven lang de gedachten van mensen gehoord. Ze begreep ook dat het gevaarlijk was. Niemand wilde voor schut staan. En de weduwe zou alles doen om haar zoon te beschermen, nietwaar?

“Goed dan,” zei Sophia. “Maar ik mag je nog steeds opzoeken, toch? Zelfs een aristocrate heeft iemand nodig om haar make-up te doen.”

“Zeker weten,” stemde Cora in. Ze begon Sophia’s gezicht te poederen, zodat haar van nature bleke huid stralend en egaal werd. “En terwijl ze dat doet, mag ze me vertellen hoe het ging met een zekere prins.”

“Fantastisch,” zei Sophia, die zichzelf niet kon helpen. “Hij is… perfect, Cora.”

Cora deed een vleugje rood op haar lippen. “Hij is niet de man die ik suggereerde.”

Was ze daar boos over? Nee, zag Sophia na een blik op de gedachten van haar nieuwe vriendin, ze was bezorgd. Bezorgd over alles wat er fout kon gaan nu Sophia een prins had uitgekozen in plaats van een of andere saaie aristocraat.

“Het was niet iets dat ik gepland had,” zei Sophia. Ze wilde dat Cora dat begreep. Ze wilde niet dat ze dacht dat ze simpelweg had besloten om haar advies te negeren.

“Het is alleen… het maakt alles wel gevaarlijker als dit verkeerd afloopt,” zei Cora. “Weet je dat er nu al geruchten over je de ronde doen?”

Sophia had al zo’n vermoeden, afgaande over hoeveel Angelica over haar gehoord had. “Wat voor geruchten?”

“Dat je erin geslaagd bent om Milady d’Angelica te overtreffen en het hart van de prins te stelen. Dat je adembenemend mooi bent, dat het lijkt alsof je uit het niets bent verschenen. Dat je de oorlogen aan de andere kant van het water bent ontvlucht, dat je daar gevaarlijke vijanden hebt. Ik zweer het je, de helft van de bediening roddelt over hoe mooi je bent, of over hoe geweldig je danst.”

Sophia schudde haar hoofd. “Ik ben nog net niet over mijn eigen voeten gestruikeld.”

Dat leverde een lach op. “Denk je dat dat iets uitmaakt? Mensen zien wat ze willen zien.”

Dat was natuurlijk de reden dat Sophia’s plan was geslaagd. De enige reden dat ze een plek aan het hof had kunnen vinden was omdat mensen het mysterieuze meisje wilden zien dat voor een conflict gevlucht was, in plaats van de realiteit.

“Het is gewoon…” begon Cora. “Wees voorzichtig. Er zijn al mensen die erachter proberen te komen wie je bent. Ik hoor dat Milady d’Angelica vragen stelt, en zij is niet de enige. De aristocratie haat het als ze niet alles weten wat er te weten valt.”

Sophia kon dat wel begrijpen. “Ik zal voorzichtig zijn.”

Ze vertrok, en ze had het vermoeden dat ze er nog beter uitzag dan voor het bal. Het was lastig te bevatten dat ze gewoon in het paleis kon rondlopen zonder dat iemand haar daarmee confronteerde. Misschien kwam het door haar verbijstering dat ze niet zoveel aandacht schonk aan de gedachten om haar heen, of misschien was ze gewoon gewend geraakt aan het idee dat niemand haar zou lastigvallen als ze langsliep.

Hoe dan ook, ze ging een hoek om en verstijfde; ze stond oog in oog met Rupert, de erfgenaam van het koninkrijk, Sebastians oudere broer.

Hij was niet zo opzichtig gekleed als voor het feest, maar het kwam in de buurt. Er zat een heleboel goudbrokaat op zijn fluweelrode outfit, die was bewerkt met stukken crèmekleurige zijde. Net als Sebastian was hij een knappe jongeman, maar zijn houding toonde een bepaalde er zelfverzekerdheid, een soort arrogantie zelfs, die aangaf dat Prins Rupert zich daar maar al te goed bewust van was. Sophia zag zijn ogen over haar lichaam glijden in een combinatie van verrassing, vermaak en… bewondering.

“Uwe Hoogheid,” zei Sophia met een gehaaste buiging. Ze moest zich de etiquette herinneren, ondanks het feit dat ze dwars door Rupert heen kon kijken.

“En jij bent Sophia, nietwaar?” Hij nam niet eens de moeite om de leugen te gebruiken die haar achternaam was. Bij een ander had Sophia dat als vriendelijkheid opgevat. Bij hem kon ze zien dat hij simpelweg niet de behoefte voelde om anderen dat soort respect te tonen. Ze was slechts een van vele meisjes, ook al was ze dan met zijn broer.

“Ja, Uwe Hoogheid,” zei Sophia. “Sophia van Meinhalt.”

Hij pakte haar hand en trok haar uit haar buiging met alle gratie die Sophia van een kroonprins zou verwachten. Hij liet haar hand echter niet los. Hij bleef haar vasthouden op een manier die een buitenstander als hoffelijk en romantisch zou hebben beschouwd, maar die voor Sophia voelde alsof hij haar op haar plek hield en haar claimde, zoals een man de arm van een dief vastgreep.

“Ik zag je op het bal gisteravond,” zei hij. “Dansend met mijn broer. Je had naar mij toe moeten komen. Wij hadden ook kunnen dansen.”

Een blik op zijn gedachten vertelde Sophia dat hij helemaal niet aan dansen dacht.

 

“U leek genoeg andere partners te hebben,” zei Sophia met een delicaat lachje.

Rupert keek haar recht in haar ogen. “Ik heb nu niets te doen, en ik zou graag willen weten wat Sebastian zo betoverd heeft. Misschien kunnen we ergens heen gaan.”

Sophia hoefde niet te vragen wat hij van plan was zodra ze daar kwamen. Ze kon het in zijn gedachten zien, zo duidelijk dat het leek alsof iemand het geschilderd had. Ze was dankbaar voor het poeder dat Cora op haar gezicht had aangebracht, want het verborg haar rode wangen.

“Uwe Hoogheid, dat kan ik niet. Uw broer -”

“Is er niet,” merkte Rupert op.

Ze is gewoon een hoer. Wat zou het haar uitmaken?

“Uwe hoogheid,” begon Sophia, en ze probeerde een manier te bedenken om hier onderuit te komen zonder dat ze de erfgenaam hoefde te slaan. Ze kon zien hoe Prins Rupert haar zag: als iets wat hij kon gebruiken omdat zijn broer haar had. Als een prijs die hij kon claimen, simpelweg omdat hij de oudste was. Hij vond haar mooi, maar Sophia betwijfelde dat hij haar zelfs maar als een echt persoon zag.

“Je vond mijn broer ongetwijfeld lief en zachtaardig,” zei Rupert. Weer ving Sophia beelden op die haar afschrikten. “En saai. Ik denk dat jij en ik niet verveeld zullen zijn als we -”

“Sophia?”

Sophia was nog nooit ergens zo blij om geweest als het horen van Sebastians stem. Ze rukte zich los uit Ruperts greep toen hij de hoek om kwam en haastte zich naar hem toe.

“Sebastian,” zei ze met de blijdschap die kwam van het feit dat Rupert haar niet langer in zijn greep had, en de vreugde van het zien van Sebastian. “Je bent terug. Ik hoop dat je een goede dag hebt gehad?”

“Als ik mijn broer ken,” zei Rupert, alsof er niets aan de hand was, “heeft hij zich kapot verveeld. Sebastian, moeder wil dat we over ongeveer een uur met haar dineren. Neem Sophia mee. Ik weet zeker dat moeder dol op haar is. Ze is verrukkelijk.”

Sophia ving nog een laatste glimp op van wat hij over haar dacht voor hij vertrok. Het was genoeg om zich aan Sebastians arm vast te klampen en te wensen dat ze alles wat ze had gezien uit haar geheugen kon wissen.

“Ik ben blij dat je terug bent,” zei Sophia terwijl ze tegen hem aanleunde.

“Ik hoop dat Rupert niet te overweldigend was,” antwoordde Sebastian. Sophia ving zijn bezorgdheid op. Voor Sophia waren er meisjes geweest die Rupert bij Sebastian had weggetrokken, als hij ze had laten inzien dat hij de meer extravagante broer was. Dat ze nu niet hier waren liet alleen maar blijken hoe snel hij hen weer had afgedankt.

“Nee, het is goed.”

Een deel van haar wilde Sebastian precies vertellen wat er gebeurd was, maar wat kon ze zeggen? Dat ze Ruperts gedachten had gelezen en wist wat hij wilde?

“We hebben nog wat tijd voor het eten,” zei Sebastian. “Zou je het leuk vinden om een wandeling door het doolhof te maken?”

Sophia knikte. Het maakte haar niet uit wat ze deden, zolang ze hier maar weg was en bij Sebastian kon zijn. Ze liep met hem de tuinen in, waar de lampen de bloemen die in het donker waren geopend deden oplichten in zilverachtige tinten.

“Het zijn nachtorchideeën,” zei Sebastian, die Sophia’s blik had gevolgd. “Ze gaan open om de motten aan te trekken die overdag niet actief zijn, zodat ze niet met de andere bloemen hoeven te strijden om de aandacht van de vlinders.”

“Voelen ze dat ze de vlinders niet aan kunnen trekken?” vroeg Sophia. “Maar ze zijn zo mooi.”

Sebastian raakte haar arm aan en het contact was genoeg om Sophia kippenvel te geven. “Soms komen de mooiste dingen wanneer je het niet verwacht.”

Ze liepen verder door het doolhof. Sophia kreeg het gevoel dat Sebastian de weg goed kende, want hij nam zijn bochten zelfverzekerd, terwijl Sophia al snel haar richtingsgevoel kwijt was.

“Het lijkt me een goede plek om even te verdwalen,” zei Sophia. “Kom je daarom graag hier?”

“Dat is een van de redenen,” zei Sebastian. “Hoewel het ons ook wat privacy geeft.”

Sophia maakte er het beste van en leunde naar voren om hem te kussen. Ze kon niet geloven dat ze vrij was om dat te doen met iemand als Sebastian. Dat, en bijna al het andere dat ze wilde. Maar bovenal kon ze niet geloven dat ze überhaupt iemand zoals hij had gevonden.

Maar dat had ze wel. Sophia liep dicht naast hem terwijl ze hun weg door het doolhof vervolgden.

“Er is een zonnewijzer in het midden,” zei Sebastian. “En een houten overkapping met een bank.”

“Dat bevalt me wel,” zei Sophia met een glimlach. Een plek waar ze konden zitten. Mogelijk een plek waar ze nog meer konden doen dan alleen zitten. Sophia had dit nog nooit voor iemand gevoeld. “Zolang jij de weg maar kent.”

“Die ken ik.”

Ze liepen verder door het doolhof. Het was een geruststellende gedachte dat hij hier de weg kende, maar toch raakte ze verdwaald in haar eigen herinneringen: rennen door smalle gangen, verstoppen, hopen dat ze niet gevonden werden. Herinneringen aan vlammen. Ze kon de hitte voelen en de bittere rook proeven. Ze zei tegen haar zusje dat ze stil moest zijn, want het minste of geringste geluid kon…

“Sophia?” vroeg Sebastian zachtjes.

Sophia kwam weer tot zichzelf. Ze keek hem aan en sloeg haar armen om hem heen. “Sorry. Ik was er even niet bij met mijn hoofd.”

“Voel je je wel goed?” vroeg Sebastian. “Als je je niet goed voelt kan ik mijn moeder misschien overhalen dat je niet naar het diner hoeft te komen.”

Sophia wist dat dat niet echt een optie was. Wat de weduwe wilde, dat kreeg ze ook.

“Nee, het is goed,” zei ze. “Ik wil de relatie met je moeder niet lastig maken.”

Toch had ze het onheilspellende voorgevoel dat de relatie met zijn moeder behoorlijk lastig ging worden.

***

Sophia stond met Sebastian voor de deuren van een kleine eetzaal, wachtend tot een bediende hen zou aankondigen. Ze deed zo hard haar best om niet te laten merken dat ze zenuwachtig was, maar haar trillende hand in de zijne moest haar verraden hebben.

“Het komt goed,” zei Sebastian. “Mijn moeder is geen monster.”

Dat was gemakkelijker voor hem om te zeggen dan voor haar om te geloven. De weduwe had sinds de dood van haar echtgenoot in haar eentje over het koninkrijk geregeerd en was erin geslaagd om niet overweldigd te raken door de Assemblee van Aristocraten, of de Kerk van de Gemaskerde Godin. Ze had complotten en economische problemen doorstaan, overzeese oorlogen en dreigingen van opstand in de Nabijgelegen Koloniën. Sophia was ervan overtuigd dat ze onmiddellijk door de weduwe ontmaskerd zou worden.

“Prins Sebastian en Sophia van Meinhalt!” verkondigde een bediende. Hij opende de deur naar een eetzaal die vrij klein leek voor de standaarden van het paleis. De ruimte was kleiner dan een heel gebouw.

Er stond een tafel waar misschien zes mensen aan zaten. Ze waren allemaal gekleed in wat net iets minder formeel was dan het voor een officieel banket geweest zou zijn. Sophia herkende Prins Rupert, maar geen van de anderen.

Al snel bevond ze zich in een verwarrende ronde van ontmoetingen die duidelijk bedoeld was om haar op haar gemak te stellen, maar er eigenlijk alleen maar voor zorgde dat ze besefte dat ze hier niet thuishoorde.

Een vrouw in een zilvergrijze sluier stelde zich voor als Justina, de Hogepriesteres van de Gemaskerde Godin. Een man met krullende bakkenbaarden en grijzend haar bleek een admiraal te zijn. De anderen waren een barones, een gouverneur van het Graafschap, en de vrouw van de gouverneur. Er leek geen specifieke reden voor hun aanwezigheid te zijn, behalve dat het de wens van de weduwe was. Misschien waren het vrienden uit haar jeugd, of mensen die toevallig op bezoek waren.

Het enige wat Sophia nog nerveuzer maakte was het moment waarop de weduwe zelf naar binnen liep. Weduwe Koningin Mary van het Huis van Flamberg was geen lange vrouw, en ouderdom had haar grijs en bleek gemaakt. Maar er zat een ijzeren hardheid in haar houding die aangaf dat ze door niets van haar stuk gebracht werd. Ze was gekleed in het zwart, zoals ze al deed sinds de dood van haar echtgenoot. Ze ging aan het hoofd van de tafel staan en gebaarde naar de aanwezigen.

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»