Een Hof Voor Dieven

Текст
Из серии: Een Troon Voor Zusters #2
0
Отзывы
Читать фрагмент
Отметить прочитанной
Как читать книгу после покупки
Нет времени читать книгу?
Слушать фрагмент
Een Hof Voor Dieven
Een Hof Voor Dieven
− 20%
Купите электронную и аудиокнигу со скидкой 20%
Купить комплект за 437,80  350,24 
Een Hof Voor Dieven
Een Hof Voor Dieven
Аудиокнига
Читает Jeroen Kramer
238,80 
Подробнее
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

HOOFDSTUK TWEE

Kate stond boven Ashton en keek toe hoe de stad brandde. Ze had gedacht dat ze blij zou zijn, maar dit was niet alleen maar het Huis der Onbekenden, of de plekken waar de havenwerkers hun binnenschepen hadden aangemeerd.

Dit was alles.

Hout en riet vatten vlam, en Kate kon de doodsangsten van de mensen in de brede cirkel van huizen voelen. Het kabaal van kanonnen overstemde het geschreeuw van de stervenden, en Kate zag grote delen van gebouwen vallen alsof ze van papier waren gemaakt. Ze hoorde donderbussen, en er zeilden zoveel pijlen door de lucht dat ze de hemel niet eens meer kon zien. Ze vielen, en Kate liep door de regen van pijlen met de vreemde, gedetacheerde kalmte die je alleen maar in dromen kon voelen.

Nee, geen droom. Dit was meer dan een droom.

Wat voor krachten er ook in Siobhans fontein zaten, ze stroomden nu door Kate heen, en ze zag overal om haar heen de dood. Paarden renden door de straten terwijl hun ruiters om zich heen sloegen met sabels en zwaarden. Geschreeuw rees op, tot het de stad leek te vullen zoals de vlammen dat deden. Zelfs de rivier leek nu in brand te staan, maar toen Kate beter keek, zag ze dat het de binnenschepen waren waar de vlammen oversloegen, terwijl de bemanningsleden vochten om ervan af te komen. Kate was op een binnenschip geweest, en ze kon wel raden naar hoe angstaanjagend die vlammen moesten zijn.

Er renden figuren door de straten, en het was makkelijk om het verschil te zien tussen de in paniek geraakte inwoners van de stad en de figuren in okerkleurige uniformen die op hen inhakten met hun zwaarden. Kate had nog nooit de plundering van een stad meegemaakt, maar dit was afschuwelijk. Het was geweld om het geweld, en het leek er niet op dat er snel een einde aan zou komen.

De rijen met vluchtelingen liepen nu tot ver buiten de stad. Ze hadden de bezittingen die ze konden dragen gepakt en hadden Ashton verlaten. Zouden ze asiel zoeken in de Ridings of verder gaan, naar steden als Treford of Barriston?

Toen zag Kate de ruiters op hen afstormen, en ze wist dat de vluchtelingen niet ver zouden komen. Achter hen waren alleen maar vlammen, dus ze konden geen kant op. Hoe zou het zijn om zo gegrepen te worden?

Maar dat wist ze toch al, of niet?

Het beeld veranderde, en nu wist Kate dat ze niet langer keek naar iets dat kon gebeuren, maar iets dat al was gebeurd. Ze kende deze droom, omdat het een droom was die ze al te vaak had gehad. Ze was in een oud huis, een groot huis, en er naderde gevaar.

Maar deze keer was er iets anders. Er waren mensen, en Kate keek van zo laag naar hen op dat ze wist dat ze heel klein moest zijn. Er was een man die er bezorgd maar sterk uitzag, gekleed in het haastig aangetrokken fluwelen gewaad van een adellijke. Zijn krullende zwarte pruik had hij niet opgedaan in zijn haast, en zijn korte grijze haar was zichtbaar. De vrouw die bij hem was zag er prachtig maar verfomfaaid uit, alsof ze er normaal gesproken een uur over deed om zich aan te kleden met de hulp van haar dienstmeisjes, en het nu in enkele minuten had gedaan. Ze zag er aardig uit, en Kate strekte haar handen naar haar uit. Ze begreep niet waarom de vrouw haar niet wilde optillen, terwijl dat was wat ze altijd deed.

“We hebben geen tijd,” zei de man. “En als we allemaal proberen weg te komen, zullen ze ons gewoon volgen. We moeten afzonderlijk gaan.”

“Maar de kinderen—” begon de vrouw. Kate wist zonder dat iemand het haar verteld had dat dit haar moeder was.

“Ze zijn veiliger als ze niet bij ons zijn,” zei haar vader. Hij wendde zich tot een bediende, en Kate herkende haar kindermeisje. “Je moet hen hier vandaan halen, Anora. Breng ze ergens heen waar het veilig is, waar niemand hen kent. We zullen ze vinden als deze waanzin voorbij is.”

Toen zag Kate Sophia. Ze zag er veel te jong uit, maar ook klaar om in discussie te gaan. Kate kende die blik maar al te goed.

“Nee,” zei hun moeder. “Jullie moeten gaan, jullie allebei. Er is geen tijd. Rennen, mijn lievelingen.” Er klonk een klap ergens in het huis. “Rennen.”

Kate rende, haar hand stevig in die van Sophia. Ze hoorde nog een klap, maar ze keek niet achterom. Ze bleef rennen door de gangpaden, en stopte alleen om zich te verbergen wanneer er figuren door de schaduwen bewogen. Ze renden tot ze open ramen vonden en klommen het huis uit, de duisternis in…

Kate knipperde met haar ogen en kwam weer tot zichzelf. Het ochtendlicht leek veel te fel, de glinstering duizelingwekkend. Ze probeerde de droom weer te grijpen toen ze ontwaakte, probeerde te zien wat er daarna gebeurde, maar ze kon er geen grip meer op krijgen. Kate kreunde, want ze wist dat het laatste gedeelte geen droom was geweest. Het was een herinnering, een herinnering die Kate liever wilde zien dan wat dan ook.

Toch had ze nu de gezichten van haar ouders in haar hoofd. Ze hield ze daar vast en dwong zichzelf om ze niet te vergeten. Langzaam ging ze rechtop zitten, en haar hoofd tolde van alles wat ze had gezien.

“Je moet het rustig aan doen,” zei Siobhan. “Het water van de fontein kan nawerkingen hebben.”

Ze zat op de rand van de fontein, die er nu weer geruïneerd uitzag, niet mooi en nieuw zoals hij was geweest toen Siobhan er water had uitgehaald voor Kate om te drinken. Ze zag er precies zo uit als de nacht ervoor. Zelfs de bloemen die met haar haren vervlochten waren leken onaangeraakt, alsof ze de hele tijd niet had bewogen. Ze bekeek Kate met een uitdrukking die niets zei over wat ze dacht, en de muren om haar geest heen betekende dat zelfs Kate haar niet kon peilen.

Kate probeerde op te staan, ze wilde zich niet door deze vrouw laten commanderen. Het bos om haar heen begon te draaien, en Kate zag een waas van kleuren om de randen van de bomen, takken en stenen heen. Kate wankelde, en ze moest haar hand op een gebroken zuil leggen om zichzelf staande te houden.

“Als mijn leerling moet je naar me leren luisteren,” zei Siobhan. “Je kunt niet verwachten dat je zomaar op kunt staan na zoveel veranderingen in je lichaam.”

Kate knarste met haar tanden en wachtte tot de duizeligheid wegtrok. Het duurde niet lang. Afgaande op haar uitdrukking was zelfs Siobhan verrast toen Kate bij de zuil weg stapte.

“Niet slecht,” zei ze. “Je past je sneller aan dan ik gedacht had. Hoe voel je je?”

Kate schudde haar hoofd. “Ik weet het niet.”

“Dan moet je de tijd nemen om na te denken,” snauwde Siobhan enigszins geïrriteerd. “Ik wil een studente die nadenkt over de wereld, in plaats van dat ze er alleen op reageert. Ik denk dat jij zo bent. Wil je me het tegendeel bewijzen?”

Kate schudde haar hoofd weer. “Ik word… de wereld lijkt anders als ik om me heen kijk.”

“Je begint het te zien zoals het is, met de stromingen van het leven,” zei Siobhan. “Je raakt er wel aan gewend. Probeer eens te bewegen.”

Kate nam nog een wankelende stap, en toen nog één.

“Je kunt wel beter dan dat,” zei Siobhan. “Rennen!”

Dat was iets te veel gevraagd voor Kate, en ze vroeg zich af hoeveel Siobhan van haar dromen had gezien. Ze had gezegd dat zij en Kate niet hetzelfde waren, maar als de vrouw ze genoeg op elkaar vond lijken om haar als leerling te nemen, dan kon Siobhan misschien wel in haar dromen kijken.

Er was echter geen tijd om daarover na te denken, want Kate had het te druk met rennen. Ze sprintte door de bossen over het mos en de modderige grond, de gevallen bladeren en de gebroken takken. Pas toen ze de bomen voorbij zag zoeven besefte ze hoe snel ze bewoog.

Kate zette zich af, en ineens sprong ze op één van de lagere takken van een boom, zo makkelijk alsof ze vanaf een boot op een steiger was gestapt. Kate balanceerde op de tak en leek elke windvlaag aan te voelen komen, voor hij haar eraf kon blazen. Ze sprong weer op de grond en liep impulsief naar een zware gevallen tak toe die ze voorheen nooit had kunnen optillen. Kate voelde de ruwe schors tegen haar handen toen ze de tak vastpakte. Ze tilde hem moeiteloos op en hield hem boven haar hoofd, zoals de sterke mannen op de kermis in Ashton deden. Ze gooide de tak van zich af en zag hem tussen de bomen verdwijnen.

Kate hoorde de tak op de grond vallen, en even hoorde ze elk ander geluid om zich heen. Ze hoorde het geritsel van bladeren terwijl er kleine beestjes onderdoor kropen, het getjilp van vogels hoog in de takken. Ze hoorde het geschuifel van kleine pootjes over de grond, en wist nog voordat hij was verschenen waar er een haas zou opduiken. Het arsenaal aan geluiden was te veel in het begin. Kate zette haar handen tegen haar oren om niet overweldigd te worden door de waterdruppels die van de bladeren vielen, de bewegingen van insecten langs boomschors. Ze sloot zich ervoor af, zoals ze dat had geleerd met haar gave om gedachten te horen.

Ze liep weer terug naar de plek waar de geruïneerde fontein stond, en Siobhan zat daar, glimlachend met iets dat leek op een vleugje trots.

“Wat gebeurt er met me?” vroeg Kate.

“Alleen datgeen waar je om hebt gevraagd,” zei Siobhan. “Je wilde sterk genoeg zijn om je vijanden te verslaan.”

“Maar dit alles…” begon Kate. De waarheid was dat ze nooit had geloofd dat ze zoveel kon doen.

“Magie kan vele vormen aannemen,” zei Siobhan. “Jij zult je vijanden niet vervloeken, of vanaf een afstand naar hen pendelen. Je zult geen bliksem oproepen, of de geesten van de rusteloze doden ontwaken. Die wegen zijn voor anderen bestemd.”

Kate fronste een wenkbrauw. “Is dat echt mogelijk?”

Ze zag Siobhan haar schouders ophalen. “Dat doet er niet toe. De kracht van de fontein stroomt nu door je heen. Je bent sneller en sterker, je zintuigen worden steeds scherper. Je zult dingen zien die de meeste mensen niet kunnen zien. Als je dat weet te combineren met je eigen talenten zal je formidabel zijn. Ik zal je leren om toe te slaan, in de strijd of vanuit de schaduwen. Ik zal je dodelijk maken.”

 

Kate had altijd al sterk willen zijn, maar toch maakte het haar allemaal een beetje bang. Siobhan had haar al verteld dat er een prijs zou zijn voor dit alles, en hoe geweldiger het leek, hoe groter ze vermoedde dat deze prijs zou zijn. Ze dacht terug aan wat ze gedroomd had, en hoopte dat het geen waarschuwing was.

“Ik heb iets gezien,” zei Kate. “Ik droomde het, maar het voelde niet als een droom.”

“Hoe voelde het?” vroeg Siobhan.

Kate stond op het punt om te zeggen dat ze het niet wist, maar bedacht zich toen ze Siobhans blik zag. “Het voelde als de waarheid. Maar ik hoop dat dat het niet is. In mijn droom werd Ashton geplunderd. Het stond in brand, en de mensen werden afgeslacht.”

Ze verwachtte half dat Siobhan haar zou uitlachen, of misschien hoopte ze dat. Maar Siobhan zag er bedachtzaam uit, en knikte.

“Dat had ik kunnen verwachten,” zei de vrouw. “Het gaat sneller dan ik dacht, maar tijd is iets waar zelfs ik niets aan kan veranderen. In ieder geval niet permanent.”

“Weet jij wat er gaande is?” vroeg Kate.

Dat leverde haar een glimlach op die ze niet kon ontcijferen. “Laten we het erop houden dat ik gebeurtenissen heb voorzien,” antwoordde Siobhan. “Er zijn dingen waar ik op had geanticipeerd, en dingen die in een korte tijd gedaan moeten worden.”

“En je gaat me niet vertellen wat er aan de hand is, of wel?” zei Kate. Ze probeerde haar frustraties te verbergen door zich te concentreren op de krachten die ze verkregen had. Ze was nu sterker, en sneller, dus maakte het echt uit dat ze niet alles wist? Ja, dat maakte iets uit.

“Je leert al,” antwoordde Siobhan. “Ik wist wel dat je een goede keuze was als leerling.”

Keuze? Kate was degene geweest die de fontein had opgezocht, niet één keer, maar twee keer. Zij was degene geweest die om kracht had gevraagd, en degene die besloten had om Siobhans voorwaarden te accepteren. Ze zou zich niet door de vrouw laten overtuigen dat het anders was.

“Ik kwam hier heen,” zei Kate. “Ik heb hier zelf voor gekozen.”

Siobhan haalde haar schouders op. “Ja, dat heb je gedaan. En nu is het tijd om te leren.”

Kate keek om zich heen. Dit was geen bibliotheek, zoals die in de stad. Het was geen trainingsveld met zwaardmeesters, zoals de plek waar Wills regiment haar had vernederd. Wat kon ze hier nu leren in de wildernis?

Toch bereidde ze zich voor. Ze ging voor Siobhan staan en wachtte. “Ik ben er klaar voor. Wat moet ik doen?”

Siobhan hield haar hoofd schuin. “Wacht.”

Ze liep naar een plek waar een kleine brandstapel in een kuil was gelegd, klaar om aangestoken te worden. Siobhan wierp er een vlam in zonder een slijpsteen en staal te gebruiken, en terwijl er rook oprees fluisterde ze woorden die Kate niet kon verstaan.

De rook begon te wervelen en te kronkelen, en er ontstonden vormen die Siobhan leek te dirigeren alsof ze voor een groep muzikanten stond. De rook verenigde zich in een vorm die vaag menselijk leek, en trok weg tot er iemand overbleef die eruitzag als een krijger uit de oude tijd. Hij had een zwaard in zijn handen dat er bizar scherp uitzag.

Zo scherp dat Kate geen tijd had om te reageren toen hij het wapen door haar hart boorde.

HOOFDSTUK DRIE

Ze lieten Sophia de hele nacht hangen aan de touwen die waren gebruikt om haar aan de strafpaal te binden. Haar immobiliteit was net zo’n marteling als haar kapotte rug, en haar ledematen brandden door het gebrek aan beweging. Ze kon niets doen om de pijn van haar afstraffing te verlichten. En dan was er nog de schaamte van dat ze in de regen was achtergelaten, als een soort waarschuwing voor de anderen.

Sophia haatte hen met het soort haat dat ze Kate altijd had verweten. Ze wilde hen zien sterven, en dat verlangen was ook een soort pijn, want Sophia zou nooit in de positie zijn om het te verwezenlijken. Ze kon zichzelf niet eens bevrijden.

Ze kon ook niet slapen. Daar zorgen de pijn en de vreemde positie wel voor. Sophia kwam niet verder dan een soort half gedroomd delirium waarin het verleden zich vermengde met het heden, terwijl de regen haar haren tegen haar hoofd deed plakken.

Ze droomde over de wreedheden die ze in Ashton had gezien, en niet alleen in de levende hel van het weeshuis. De straten waren bijna net zo erg geweest, met hun belagers en hun onverschillige gebrek aan medeleven voor degenen die op hun pad terechtkwamen. Zelfs in het paleis was er voor iedere aardige ziel iemand als Milady d’Angelica geweest, mensen die leken te zwelgen in de macht van hun posities, en het vermogen om wreed te zijn tegen anderen. Ze dacht aan een wereld vol oorlogen en door mensen bewerkstelligde wreedheden, en vroeg zich af hoe het zo’n meedogenloze plek had kunnen worden.

Sophia probeerde aan minder deprimerende dingen te denken, maar dat was niet eenvoudig. Ze begon aan Sebastian te denken, maar dat deed te veel pijn. Alles had zo perfect geleken tussen hen, en toen, toen hij erachter was gekomen wat ze was… het was zo snel ingestort dat Sophia’s hart nu aanvoelde als as. Hij had niet eens geprobeerd om zich tegen zijn moeder te verzetten of bij Sophia te blijven. Hij had haar gewoon weggestuurd.

Dus probeerde Sophia aan Kate te denken, en de gedachte aan haar ging gepaard met de drang om nogmaals om hulp te schreeuwen. Ze riep haar weer bij het eerste licht van het ochtendgloren, maar er kwam niets terug. Wat nog erger was, de gedachte aan haar zusje bracht voornamelijk herinneringen met zich mee van moeilijke tijden in het weeshuis, of andere, oudere gebeurtenissen.

Sophia dacht aan de brand. De aanval. Ze was nog zo jong geweest toen het was gebeurd dat ze zich er nauwelijks iets van herinnerde. Ze kon zich de gezichten van haar vader en moeder herinneren, maar afgezien van die paar instructies over dat ze moesten vluchten had ze niet gehoord hoe ze hadden geklonken. Ze kon zich herinneren dat ze had moeten vluchten, maar had alleen een paar vage flarden gezien van de tijd daarvoor. Er was een houten hobbelpaard geweest, een groot huis waar ze goed verstoppertje hadden kunnen spelen, een kindermeisje…

Meer dan dat kon Sophia zich niet herinneren. Het Huis der Onbekenden had haar verleden bijna volledig bedekt met een miasma van pijn. Het was moeilijk om te denken aan wat er vooraf was gegaan aan de afstraffingen en slijpstenen, de gedwongen onderwerping en de angst voor waar het allemaal naartoe leidde.

Dat was wat Sophia nu te wachten stond: ze zou als een dier worden verkocht.

Hoe lang hing ze daar al, worstelend tegen haar touwen? Lang genoeg voor de zon om weer op te komen, in elk geval. Lang genoeg dat toen de gemaskerde nonnen kwamen om haar naar beneden te halen, Sophia’s verzwakte ledematen ervoor zorgden dat ze op de stenen van de binnenplaats in elkaar zakte. De nonnen maakten geen aanstalten om haar te helpen.

“Opstaan,” commandeerde één van hen. “Je wil niet dat je wordt verkocht als je er zo uitziet.”

Sophia bleef liggen, tandenknarsend tegen de pijn terwijl het gevoel langzaam weer in haar benen kroop. Ze bewoog pas toen de non haar schopte.

“Opstaan, zei ik,” snauwde ze.

Sophia dwong zichzelf om op te staan, en de gemaskerde nonnen grepen haar bij haar armen, zoals Sophia zich voorstelde dat een gevangene naar haar executie begeleid zou worden. Ze voelde zich niet veel beter bij haar eigen vooruitzicht.

Ze brachten haar naar een kleine stenen cel waar een emmer stond. Ze schrobden haar schoon, en op de één of andere manier slaagden de nonnen erin om zelfs daar een marteling van te maken. Een deel van het water was zo heet dat Sophia’s huid verbrandde terwijl ze het bloed wegwasten, en ze schreeuwde het uit met alle pijn die ze had ervaren toen Zuster O’Venn haar had geslagen.

Maar het meeste water was ijskoud, en Sophia huiverde. Zelfs de zeep die de nonnen gebruikten prikte. Het brandde in haar ogen toen ze haar haren wasten en het vastbonden in een ruwe knot die niets te maken had met de elegante kapsels in het paleis. Ze deden haar witte onderjurk uit en gaven haar het grijze uniform van het weeshuis om te dragen. Na de mooie kleren die Sophia de afgelopen dagen had gedragen, jeukte de stof aan haar huid als bijtende insecten. Ze gaven haar niets te eten. Dat was het waarschijnlijk niet waard, nu hun investering in haar ten einde liep.

Dat was wat deze plek was. Het was als een veestal voor kinderen, waar ze met net genoeg vaardigheden en angst werden vetgemest om als nuttige leerlingen of dienstmeisjes verkocht te kunnen worden.

“Jullie weten dat dit verkeerd is,” zei Sophia toen ze haar naar de deur sleurden. “Zien jullie dan niet wat jullie doen?”

Eén van de andere nonnen boeide haar handen achter haar hoofd, waardoor Sophia wankelde.

“We geven de genade van de Gemaskerde Godin aan zij die het nodig hebben. Stil nu. Je levert minder op met een blauw oog.”

Sophia slikte bij de gedachte. Ze had er niet bij stil gestaan hoe zorgvuldig ze de striemen van haar afranselingen onder haar grauwgrijze uniform hadden verborgen. Weer moest ze denken aan veehouders, alleen dan nu aan het soort paardenhandelaar dat de vacht van zijn paard zou verven om een betere prijs te krijgen.

Ze sleurden haar door de gangen van het weeshuis, en dit keer waren er geen toeschouwers. Ze wilden niet dat de kinderen dit deel zouden zien, waarschijnlijk omdat het hen zou herinneren aan het lot dat hen te wachten stond. Het zou hen aanmoedigen om te vluchten, terwijl het pak slaag van de vorige avond hen waarschijnlijk zo bang had gemaakt dat ze het nooit zouden durven.

Ze gingen nu naar het gedeelte van het Huis der Onbekenden waar de kinderen niet mochten komen, naar de ruimtes die alleen voor de nonnen en hun bezoekers waren gereserveerd. Het meeste was simpel, hoewel er hier en daar wel tekens van rijkdom te zien waren, in vergulde kandelaars, of in de zilveren glans van een ceremonieel masker.

De kamer waar ze Sophia heen brachten was chique voor de standaarden van het weeshuis. Het zag eruit als de ontvangstkamer van een adellijk huis. Er stonden stoelen langs de muren, elk met een klein tafeltje met een drinkbeker met wijn en een dienblad met bonbons. Aan de andere kant van de kamer stond Zuster O’Venn achter een tafel, een stuk opgevouwen perkament naast haar. Sophia vermoedde dat dat de overeenkomst voor haar arbeidscontract was. Zouden ze haar vertellen voor hoeveel ze werd doorverkocht?

“Formeel gezien,” zei Zuster O’Venn, “zijn we, voor we je verkopen, verplicht om je te vragen of je de middelen hebt om je schuld aan de godin te vereffenen. Het bedrag staat hier. Kom, waardeloos kind, en zie wat je echt waard bent.”

Sophia had geen keus; ze brachten haar naar de tafel en ze keek naar het stuk perkament. Ze was niet verrast om te zien dat elke maaltijd en elke overnachting genoteerd was. Het totaalbedrag was zo hoog dat Sophia instinctief terugdeinsde.

“Heb je de middelen om deze schuld te vereffenen?” herhaalde de non.

Sophia staarde haar aan. “Je weet dat ik dat niet heb.”

Er stond een stoel in het midden van de kamer, gemaakt van hard hout, een groot contrast met de rest van de kamer. Zuster O’Venn wees ernaar.

“Dan ga je daar zitten, en je gaat je gedragen. Je spreekt niet tenzij je iets gevraagd wordt. Je zult elke instructie onmiddellijk opvolgen. Doe je dat niet, dan volgt er straf.”

Sophia had te veel pijn om niet te gehoorzamen. Ze liep naar de lage stoel en ging zitten, terwijl ze haar blik neersloeg om maar niet de aandacht van de nonnen te trekken. Toch keek ze stiekem toe toen er figuren de kamer binnenkwamen, mannen en vrouwen, allemaal met een aura van rijkdom om hen heen. Sophia kon niet veel van hen zien, want net als de nonnen droegen ze sluiers, duidelijk zodat niemand zou zien wie er geïnteresseerd was om haar als een stuk vee te kopen.

“Bedankt voor jullie komst,” zei Zuster O’Venn, en ineens had ze de gladde stem van een koopvrouw die de kwaliteiten van één of andere fijne zijde of parfum aanprees. “Ik hoop dat jullie het de moeite waard zullen vinden. Neem gerust de tijd om het meisje te bekijken. Vervolgens kunnen jullie een bod uitbrengen.”

Ze gingen om Sophia heen staan en staarden naar haar zoals een chef-kok een stuk vlees op de markt zou hebben bekeken, en zou hebben gecontroleerd of er geen sporen van rotting of overmatige pezen te zien waren. Een vrouw vroeg Sophia om naar haar te kijken, en Sophia deed haar best om te gehoorzamen.

 

“Ze heeft een goede kleur,” zei de vrouw, “en ik denk dat ze mooi genoeg is.”

“Jammer dat ze ons haar niet met een jongen willen laten zien,” zei een dikke man. Hij had een accent dat haar vertelde dat hij van de andere kant van het Meswater kwam. Zijn dure zijden kleren hadden zweetplekken, en de stank werd verhuld door een parfum dat waarschijnlijk beter geschikt was voor een vrouw. Hij wierp de nonnen een blik toe, alsof Sophia er niet bij was. “Tenzij jullie mening in dat opzicht is veranderd, zusters?”

“Dit is nog altijd een plek van de Godin,” zei Zuster O’Venn, en Sophia hoorde de oprechte afkeuring in haar stem. Vreemd dat haar dat tegenstond, wanneer ze de rest wel prima vond, dacht Sophia.

Ze gebruikte haar gave om de gedachten van de aanwezigen te lezen. Ze wist niet wat ze daarmee hoopte te bereiken, want ze zou met geen mogelijkheid hun meningen over haar kunnen beïnvloeden. Het gaf haar alleen maar inzicht in dezelfde wrede gedachten, dezelfde hardvochtige doeleinden. Het beste waar ze op kon hopen was dienstbaarheid. Het ergste deed haar huiveren van angst.

“Hmm, ze huivert prachtig als ze bang is,” zei een man. “Te delicaat voor de mijnen, denk ik, maar ik zal toch een bod uitbrengen.”

Hij liep naar Zuster O’Venn toe en fluisterde een bedrag in haar oor. Eén voor één deden de anderen hetzelfde. Toen ze klaar waren, keek ze de kamer rond.

“Op het moment heeft Meister Karg het hoogste bod,” zei Zuster O’Venn. “Zijn er nog mensen die hun bod willen verhogen?”

Een stel leek het te overwegen. De vrouw die in Sophia’s ogen had willen kijken liep naar de gemaskerde non toe, en fluisterde een ander bedrag in haar oor.

“Bedankt, allemaal,” zei Zuster O’Venn. “We zijn eruit. Meister Karg, het arbeidscontract is nu uw eigendom. Ik ben verplicht u eraan te herinneren dat wanneer het betaald wordt, het meisje vrij is om te gaan.”

De dikke man snoof onder zijn sluier, en trok hem weg. Daaronder zat een rossig gezicht met te veel kinnen, dat er niet bepaald beter uitzag door de aanwezigheid van zijn borstelige snor.

“En wanneer is dat ooit met mijn meisjes gebeurd?” vroeg hij. Hij stak een pafferige hand uit. Zuster O’Venn pakte het contract en overhandigde het hem.

De anderen maakten geërgerde geluidjes, hoewel Sophia kon voelen dat een aantal van hen al aan andere mogelijkheden dachten. De vrouw die een nieuw bod had gedaan vond het jammer dat ze verloren had, maar alleen in de mate waarop ze het vervelend vond als één van haar paarden een race verloor tegen een paard van haar buren.

Sophia zat de hele tijd op haar stoel, niet in staat om te bewegen bij de gedachte dat haar hele leven zo gemakkelijk aan een ander werd overhandigd. Een paar dagen geleden had ze op het punt gestaan om met een prins te trouwen, en nu… nu stond ze op het punt eigendom van deze man te worden?

“Dan is er alleen nog de betaling die geregeld moet worden,” zei Zuster O’Venn.

De dikke man, Meister Karg, knikte. “Ik zal het meteen regelen. Het is beter om contant te betalen dan naar de bank te gaan als er een schip klaar staat om te vertrekken.”

Een schip? Wat voor schip? Waar wilde deze man haar heen brengen? Wat was hij met haar van plan? Ze griste de antwoorden op die vraag zonder moeite uit zijn gedachten, en alleen het idee al was genoeg om Sophia te doen opstaan, klaar om te vluchten.

Sterke handen hielden haar tegen, en de nonnen grepen haar armen vast. Meister Karg bekeek haar met een nonchalante minachting.

“Laat haar naar mijn wagen brengen, wil je? Ik zal de zaken hier afhandelen, en dan…”

En dan kon Sophia zien dat haar leven nog afschuwelijker zou worden. Ze wilde vechten, maar er was niets dat ze kon doen terwijl de anderen haar wegleidden. Niets.

In de privacy van haar eigen gedachten schreeuwde ze om de hulp van haar zusje.

Maar het leek erop dat Kate het niet had gehoord—of het haar niet kon schelen.

Купите 3 книги одновременно и выберите четвёртую в подарок!

Чтобы воспользоваться акцией, добавьте нужные книги в корзину. Сделать это можно на странице каждой книги, либо в общем списке:

  1. Нажмите на многоточие
    рядом с книгой
  2. Выберите пункт
    «Добавить в корзину»